een belangrijke daling van hun bevolkingstal en
soms ook met stagnatie in de werkgelegenheid
worden geconfronteerd. Die ontwikkelingen doen de
reserves tegen het spreidingsbeleid groeien. Daar
tegenover staat, dat in diezelfde agglomeraties de
milieubezwaren, het ruimte-tekort en de over
spanning in bepaalde sectoren van de arbeidsmarkt
nog zwaar blijven wegen. De regering stelt zich dan
ook op het standpunt, dat ten minste een voor
zichtige voortzetting van het spreidingsbeleid ge
wenst is om de congestie in het Westen te matigen.
In aansluiting daaraan moet dan in het Westen zelf
een actief ruimtelijk beleid gevoerd worden om het
leefklimaat te verbeteren.
De tweede vraag die meer dan vroeger in discussie
raakt, is of de voortzetting van het spreidingsbeleid
ook gewenst is ten behoeve van het Noorden. Onder
invloed van het algemene milieudebat gaan stem
men op, die wijzen op de aantrekkelijkheid, in ons
land ook minder sterk geoccupeerde ruimten te
handhaven, die op nationale schaal een zeker
tegenwicht kunnen bieden tegen de verstedelijking
en industrialisatie in de overige landsdelen. Ook in
het Noorden zelf gaan die geluiden sterker klinken.
De kwaliteiten van het eigen leefmilieu worden
hoger gewaardeerd; de drang naar uitbreiding van
werkgelegenheid is wellicht ook wat minder, nu men
bij de jongste recessies heeft kunnen constateren, dat
de terugslag in grote delen van het Noorden niet
veel dieper was dan in andere streken van het land.
Zeker als men ook het milieu en de woonomstandig
heden in de beschouwing betrekt voelt men zich bij
vergelijking met het Westen - waar de gemiddelde
inkomens nog wél hoger liggen - kennelijk niet al te
zeer meer ten achter gebleven. Zo men al pleit voor
stimulerende maatregelen is dat meer een pleidooi
voor een specifiek beleid, dat de moeilijkheden van
het Noorden centraal stelt, dan één, waarin de ver
lichting van de congestie in het Westen overheerst.
De voorbereiding voor zulk een beleid vindt nu
plaats in het kader van het zgn. Integraal Structuur
plan Noorden des Lands, dat Den Haag en het
Noorden samen opstellen.
Alles bijeen is naar mijn oordeel op dit moment
moeilijk een voorspelling te doen over doelstelling
en inhoud van het toekomstig spreidingsbeleid.
De verstedelijking
In de laatste jaren zijn we geconfronteerd met een
aantal zorgvolle ontwikkelingen in de binnensteden
en de 19e eeuwse wijken daaromheen. Een zwaar
wegende negatieve factor is de ontvolking. De
samenhang daarvan met de suburbanisatie is duide
lijk. Daarnaast wordt de ontvolking ook gestimu
leerd door de gevoelige daling van de woningvoor
raad door verval, sanering, verkeersdoorbraken,
kantorenbouw, enz. Alles tezamen nam de bevol
king in de drie grote agglomeraties van het Westen in
de laatste driejaren af met ruim 110.000. Aangezien
het vooral de jongeren zijn die wegtrekken, ver-
veroudert de bevolking van onze grote steden sterk.
Een gevolg van de veroudering is natuurlijk ook de
verhoging van het sterftecijfer en de daling van het
geboortencijfer; zowel in Den Haag als Amsterdamis
het geboortenoverschot thans (vrijwel) tot 0 geredu
ceerd. Naast de veroudering draagt de aanwezigheid
van naar verhouding vrij grote aantallen buiten
landse werknemers en werklozen bij tot verschuivin
gen in de sociale structuur van onze steden. Alles
bijeen is juist in de laatste jaren een aantal minder
gunstige ontwikkelingen opgetreden: economische
en culturele verschraling van de binnenstad, verval
van de 19e eeuwse wijken, ontvolking en groeiende
sociale vraagstukken. Hier en daar kondigen de
eerste verschijnselen van stedelijke getto-vorming
zich aan.
Onder invloed van deze ontwikkelingen zijn in de
laatste jaren de activiteiten rond de stadsvernieuwing
geïntensiveerd. Daarbij staat nu de verbetering van
de levensomstandigheden van de bevolking in de
oude wijken voorop. In het kader daarvan is men
uiterst terughoudend geworden met kaalslag en
sanering en is men de volle nadruk gaan leggen op
de verbetering van de bestaande woningen en van de
straat en buurt. Voorts doet men pogingen, gaten in
de straatwand zo snel mogelijk op te vullen, stede
lijke enclaves te bezetten met dichte woonbebouwing
en gebieden, die in het verleden te haastig zijn ge
sloopt en nu nog braak liggen eveneens althans ten
dele weer met woningen te bezetten. Deze snelle en
praktische aanpak van vele, dikwijls op zich vrij
kleine, activiteiten is op het ogenblik typerend voor
de stadsvernieuwing. Resultaten of plannen die de
13
ngt 75