aandacht trokken zijn o.a. Oranjeplein, Waldeck en Nieuwe Hout in Den Haag, Kattenburg, Jordaan in Amsterdam enz. Komend op het verstedelijkingspatroon past aller eerst de constatering, dat het dominerende ver schijnsel in het verstedelijkingsproces niet langer de stadsuitbreiding is, maar de snelle groei van over wegend kleine kernen, gelegen in een zich ver wijdende kring rond de steden zelf. Deze suburbani satie spant de kroon rond de beide vleugels van de Randstad, maar doet zich overigens in alle lands delen voor. De belangrijkste motor achter de suburbanisatie is zonder twijfel de voldoening aan de woonwensen. In deze woonwensen domineert het verlangen naar het wonen in een eengezinshuis met tuin in een overzichtelijk woongebied met een eigen sfeer, die niet wordt gekenmerkt door massaliteit. Dat woongebied moet bij voorkeur liggen op een zekere afstand van de stad, doch daarmee goede verbindingen hebben, zodat de voordelen van het stedelijke leven gecombineerd kunnen worden met die van de rustige - en blijkens onderzoekingen ook sociaal homogene - woonsfeer buiten. Van belang is voorts, dat vele kleine gemeenten waarop de groei zich richt, zich deze gaarne laten welgevallen. Ten slotte is van betekenis, dat een meer gebundelde groei nationaal-economisch weliswaar op de lange termijn voordeliger is, doch dat het op de korte ter mijn kostenvoordelen kan bieden om de woning bouw aan te haken aan een reeks van kleine kernen: althans voorlopig kan dan gebruik gemaakt worden van een zekere bestaande overcapaciteit van bv. wegverbindingen of sociaal-culturele voorzieningen. In de Oriënteringsnota heeft de regering haar voor keur uitgesproken voor een sterkere bundeling van de verstedelijking. Regionaal kan deze nog ver schillend uitwerken. Zo kan het bv. voor steden als Groningen, Leeuwarden, Zwolle, en enkele steden in Twente, Midden-Gelderland, Noord-Brabant en Zuid-Limburg de voorkeur verdienen de volle na druk te blijven leggen op de uitbreiding en ver dichting van de steden zelf, terwijl de bundeling voor de vier grote westelijke agglomeraties, die alle zijn volgebouwd, neerkomt op de ontwikkeling van enkele nieuwe steden op korte afstand van de agglomeratie. Waar het echter in beide gevallen - bij de „groeisteden" en de „groeikernen" - op aan komt, is de bevordering van de samenhang van het stedelijk milieu en het behoud van open ruimten van voldoende schaal. In de verstedelijkingsnota, die als vervolg op de Oriënteringsnota volgend jaar zal verschijnen, zal dit alles nader worden uitgewerkt. Intussen wordt daar niet op gewacht als de omstandigheden urgent zijn. Voor sommige groeikernen zijn al diverse maatregelen genomen, ook van financiële aard; Minister Gruijters heeft voorts Zwolle doen weten, in beginsel bereid te zijn tot een forse subsidiëring van een nieuw te bouwen stadsdeel Zwolle-Zuid. Bij de herinrichting van het landelijk gebied lag tot voor kort een sterk accent op de scheiding van functies: men hield zich bezig met landbouwareaal, natuurgebied of recreatieruimte. Interessant is echter, dat het denken over de toekomstige inrich ting van onze landelijke gebieden zich steeds meer richt op de totaliteit. Deze gedachten worden ge dragen door het moderne milieubesef, door de groeiende waardering voor het natuur- en cultuur landschap in zijn samenhang en afwisseling en door het ook in landbouwkring groeiende gevoel, dat de boer niet alleen producent van graan en melk is, maar ook beheerder van een groot deel van de groene ruimte. Onder invloed van de verstedelijking krijgen ten slotte meer mensen ook oog voor het waardevolle van de contrastwerking tussen stad en land, die bv. het groene hart van Holland en buffer zones als Midden-Delfland bieden. Hoewel deze nieuwe meer op synthese gerichte be naderingswijze zeker nog geen gemeengoed is ge worden, wint zij wel terrein. In de praktijk van het werk blijkt dat ook. Zo zijn juist in de laatste jaren goede studies en landinrichtingsplannen verschenen, waarin aan de uiteenlopende facetten van de lande lijke ruimte redelijk recht is gedaan. De mogelijk heden om de nieuwe visie ook werkelijkheid te doen worden zijn tot nu toe nog altijd het grootste in het kader van een ruilverkavelingsplan ten gevolge van de grondmobiliteit die daardoor ontstaat. Bij die gelegenheid worden de eigendoms- en gebruiks rechten op de grond immers ontkoppeld van de per- De landinrichting 14 ngt 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 16