In de nota's ruimtelijke ordening geeft de regering de hoofdlijnen aan van het nationale ruimtelijke be leid. Daarmee schept zij in de eerste plaats een kader voor het beleid van de afzonderlijke departe menten, voor zover dat beleid ruimtelijke effecten heeft. In de tweede plaats geven deze nota's - hoewel in formele zin voor hen niet bindend - de provincies en gemeenten belangrijke aanwijzingen voor de in houd van hun ruimtelijk beleid. Zoals ik al aangaf zijn wij nu aan de Derde nota bezig (de eerste en tweede verschenen in 1960 en 1966). Deze derde nota verschijnt in afleveringen; deel I - de Oriënteringsnota - is als beleidsvoor nemen gepubliceerd. Deel 2, dat zal handelen over bevolkingsspreiding, verstedelijking en mobiliteit verschijnt medio 1975; deel 3 over de landelijke ge bieden weer ruim een jaar later. Intussen ver schijnen ook de structuurschema's voor de diverse onderdelen van de infrastructuur. Van vitale betekenis is verder de coördinatie van be leidsmaatregelen, die van invloed zijn op de ruimte lijke orde. Daartoe behoren o.a. de voorbereiding en uitvoering van grote rijkswerken als zeewater keringen, wegen, spoorwegen, havens en vliegvel den, de boring van gas en olie, de spreiding van de rijksdienst, de uitvoering van de Wet Selectieve Investeringsregeling, de bestuurlijke indeling en sommige financiële verfijningsregelingen en doeluit keringen. Naast deze horizontale coördinatie tussen de departementen is ook de verticale coördinatie tussen rijk, provincie en gemeente van gewicht. Be langrijke onderwerpen van die coördinatie zijn o.a. de stads- en dorpsuitbreiding en -vernieuwing. Het belangrijkste instrument van het provinciale ruimtelijke beleid is het streekplan. Het geeft voor de gehele provincie of een deel daarvan de toekom stige ontwikkeling in hoofdlijnen aan. Interessant is (ook) hier, dat de nadruk, die vroeger zo sterk op de kaart lag, is verminderd en de tot het streekplan be horende stukken, waarin het provinciaal planolo gisch beleid wordt uiteengezet, aan betekenis is gaan winnen. Van ons gehele land is nu ongeveer de helft door streekplannen bedekt. Het belangrijkste instrument van ruimtelijke orde ning op gemeentelijk niveau is het bestemmingsplan. Het is het enige plan in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dat de burger rechtstreeks bindt. In het bestemmingsplan overheerst het aspect van de be stemming van gronden voor vrij nauwkeurig om schreven doeleinden; in verband daarmee geeft het plan zo nodig ook voorschriften omtrent het ge bruik van grond en opstallen. Voor de uitvoering en handhaving van een bestemmingsplan zijn de bouw- en aanlegvergunning én de onteigening de belangrijkste middelen. Tot 1962 bestond tussen nationaal plan, streekplan en bestemmingsplan een duidelijke hiërarchie, in die zin, dat het plan van een lagere overheid niet in strijd mocht zijn met dat van een hogere overheid. In de Wet op de Ruimtelijke Ordening is die hechte band niet meer aanwezig. Dat betekent evenwel niet, dat er geen enkele verticale relatie meer zou bestaan. In de eerste plaats zijn de gemeentelijke bestemmingsplannen onderworpen aan de goed keuring van Gedeputeerde Staten; het zal duidelijk zijn, dat die goedkeuring niet zal worden verleend, als zulk een plan in duidelijke strijd is met een hoofdlijn van een provinciaal streekplan. Voorts kunnen Gedeputeerde Staten een gemeenteraad ook aanwijzingen geven over de inhoud van een bestemmingsplan. Ten slotte vermeld ik, dat de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening het provinciaal bestuur een aanwijzing kan geven omtrent de inhoud van een streekplan; daarbij kan hij zo nodig tevens voorschriften geven omtrent de inhoud van een aanwijzing van het provinciaal bestuur aan een gemeentebestuur. Intussen zal het duidelijk zijn, dat deze bevoegd heden slechts weinig worden gebruikt. Voor de onderlinge afstemming van de plannen is het over leg tussen de bestuursniveaus van veel wezenlijker betekenis dan de dreiging met, of het gebruik van sancties. De inspecteurs van de ruimtelijke ordening vinden met name in deze ambassadeursfunctie een hoofdelement van hun werk. Omtrent verbetering en uitbreiding van de bewerk tuiging van het ruimtelijke beleid vinden thans levendige discussies plaats. Als ik het goed zie over heersen daarin vier onderwerpen: 16 ngt 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 18