gegevens ook snel te kunnen leveren wordt overge
gaan tot automatisering. De moderne methoden van
mutatieverwerking met behulp van terminals, ge
koppeld aan een groot computersysteem maken het
mogelijk, dat de geleverde informatie behalve be
trouwbaar, ook actueel is.
In deze activiteit van het aanleggen van een geauto
matiseerd informatiebestand ontmoeten KADOR
en Rijksplanologische Dienst elkaar. Daarbij richt
KADOR zich op het perceel, de subjecten en de
zakelijke rechten en de Rijksplanologische Dienst
zich op de regionale eenheid (bv. een gemeente) met
de daarvoor beschikbare economische, sociaal-
culturele en ecologische gegevens, die voor het
ruimtelijk beleid van belang zijn. Naar mijn oordeel
moet het mogelijk zijn, deze beide activiteiten, ten
voordele van beide, nog meer op elkaar af te stem
men. We moeten vermijden, dat de twee diensten -
en misschien moet ik de Centrale Directie van de
Volkshuisvesting nog aan deze twee toevoegen - elk
een zodanige eigen weg inslaan, dat een onderlinge
koppeling van de gegevens niet meer mogelijk is of,
erger nog, duplicering van arbeid optreedt.
Van belang is voorts de recente activiteit op karto-
grafisch gebied, een terrein waarop U bij uitstek
deskundig bent. Terecht hebt u geconstateerd, dat de
kadastrale kaart wel voldoende informatie geeft over
rechtsgrenzen, maar geen aanvullende informatie
over topografie en wellicht ook over toegekende
functie of bestemming. Bij de opstelling van de ge
detailleerde bestemmingsplannen is behoefte aan
kaarten met zowel kadastrale als topografische
ondergrond. Tussen de topografische kaart en
de kadastrale kaarten (en beide soorten voldoen niet
als geschikte ondergrond voor planologische kaar
ten) ligt een gebied dat naar behoefte op „ad hoc"-
basis wordt opgevuld door diensten die de kaarten
nodig hebben. KADOR moet zich, naar mijn
mening, richten op een gevarieerder pakket van
kaarten met meer informatie. De grootschalige
basiskaart is daartoe een goed begin.
Tot zover enkele opmerkingen over de basisinfor
matie, die Uw Dienst kan of zal kunnen gaan ver
schaffen, die voor de ruimtelijke ordening van be
lang is.
Aan het eind van de vorige paragraaf sprak ik over
een drieslag van arbeid met betrekking tot de
Nederlandse ruimte: bestemming, inrichting en be
heer. Neem ik nu die draad weer op en ga ik dan het
mogelijke veld van samenwerking na, dan kom ik
tot de volgende conclusies:
1 Bestemming
De mogelijkheid van toelevering van informatie en
kaartmateriaal zal zich vrijwel beperken tot het
niveau van het gemeentelijke bestemmingsplan.
Voor het streekplan en het nationaal planologisch
beleid zijn de gegevens waarover U beschikt als
regel te gedetailleerd. Dat betekent niet, dat de
Rijksplanologische Dienst in Uw arbeid op dit
terrein niet geïnteresseerd zou zijn. Als dienst draagt
hij immers de ambtelijke verantwoordelijkheid voor
de gehele Wet op de Ruimtelijke Ordening; daarin
speelt het adequaat functioneren van het gemeente
lijke bestemmingsplan een uiterst belangrijke rol.
2 Inrichting
Op dit terrein heeft Uw Dienst een unieke ervaring.
Uw deskundigheid omvat daarbij in het bijzonder:
- de oplossing van organisatieproblemen van her
inrichtingsprojecten
- de onderlinge belangenafweging van de betrok
kenen enerzijds en de gegeven bestemming ander
zijds;
- de voorlichting aan en de regeling van de partici
patie van de betrokkenen;
- de kostenverdeling.
Gegeven deze ervaring en deskundigheid ligt het vol
komen voor de hand, dat Uw Dienst ook bij nieuwe
inrichtingsactiviteiten wordt betrokken. Daarbij
denk ik o.m. aan de reconstructie van Midden-
Delfland en de Veenkoloniën, de landinrichtings
plannen, de inrichting van nationale landschaps
parken, enz., enz. Ten slotte lijkt het mij gewenst,
nauwkeurig na te gaan, in hoeverre Uw in het lande
lijk gebied opgebouwde ervaring ook ten nutte kan
worden gemaakt in het stedelijke gebied. Daarbij
denk ik met name aan de stadsvernieuwing, waar een
zeer ingewikkelde afweging van individueel belang,
groepsbelang en algemeen belang aan de orde is.
En juist op dat terrein hebt U zich als vertrouwens
man bewezen.
18
ngt 75