Ingekomen
HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE
GROOTSCHALIGE BASISKAART
Enkele opmerkingen naar aanleiding van dit rapport
In het novembernummer van dit tijdschrift is het eindrapport,
met bijlagen, van de Commissie Grootschalige Basiskaart
verschenen. In dit rapport worden door deze commissie be
schouwingen gewijd aan de mogelijkheid om te komen tot
een landelijk uniforme grootschalige basiskaart. Op grond
van deze beschouwingen waarbij ook de resultaten van een
enquête werden betrokken trekt de commissie een aantal
conclusies. Deze conclusies waren aanleiding voor de com
missie tot het doen van aanbevelingen, die voorstellen van
ingrijpende aard omvatten.
Het rapport met de aanbevelingen verdient daarom zeker de
aandacht van de gebruikers en makers van grootschalige
kaarten.
In het hierna volgende zal worden getracht aan de inhoud
van het rapport met de conclusies en aanbevelingen een be
schouwing te wijden. Dat is niet zo eenvoudig omdat het
rapport wel eens op twee gedachten hinkt en, als gevolg
daarvan, minder duidelijk is.
Een voorbeeld hiervan - beter is het in dit geval te spreken
van twee verschillende uitgangspunten - is als volgt te om
schrijven.
a. Het ene uitgangspunt is dat er in Nederland over het gehele
land behoefte bestaat aan een uniforme grootschalige
basiskaartdat deze het beste kan worden vervaardigd
onder verantwoordelijkheid van een landelijke meetdienst
en, luidt in hoofdstuk 5 de eerste aanbeveling: „Het is
van uitermate groot belang dat met de vervaardiging van
deze kaart volgens genoemde richtlijnen spoedig wordt
aangevangen"
b. Het andere uitgangspunt is dat er reeds veel goed kaart
materiaal aanwezig is, reeds verwerkt tot een topografische
basiskaart of qua inhoud reeds geschikt om te dienen
voor de samenstelling van een grootschalige basiskaart
(verder in dit verhaal g.b.k. genoemd). Zie hoofdstuk 2.
Dit bestand aan topografische basiskaarten neemt boven
dien voortdurend in omvang toe door de aktiviteit van
meetdiensten van de overheid en van particuliere in
stellingen.
Deze twee uitgangspunten bevatten enkele strijdige elemen
ten, maar bij lezing van hoofdstuk 2 van het rapport ontstaat
de indruk dat de commissie met deze feitelijke toestand
rekening wil houden en bij de studie over de opzet van een
g.b.k. zal trachten tot een synthese tussen deze twee uitgangs
punten te komen. M.a.w. er mocht worden verwacht dat het
onder a. genoemde theoretische uitgangspunt in de uit
werking zou worden aangepast bij de onder b. geschetste
feitelijke situatie.
Gezien het zeer grote financiële en organisatorische belang
wat hierbij op het spel staat zou het ook zeer logisch zijn
geweest als hieraan in het rapport grote aandacht zou zijn
geschonken. Dat dit niet duidelijk gebeurd is, ligt eigenlijk
al in de samenstelling van de commissie besloten. In hoofd
stuk 1 van het rapport wordt al opgemerkt dat de technische
kaartgebruikers niet in de commissie waren vertegenwoor
digd. Een andere categorie belanghebbenden was dat even
min, nl. de vervaardigers van grootschalige basiskaarten. Dat
zijn met name de landmeetkundige diensten van de grote ge
meenten. Deze diensten houden zich al heel lang - sommige
al tientallen jaren - bezig met de vervaardiging van groot
schalige topografische raamkaarten van een aaneengesloten
gebied voor niet-specifieke doeleinden, dat wil dus zeggen
basiskaarten voor algemeen gebruik. Daaronder valt dan ook
de leidingregistratie. Dat de commissie - naar ik moet aan
nemen bewust - van de hierbij opgedane kennis en ervaring
geen gebruik heeft gemaakt is er mede de oorzaak van, dat
het rapport weinig aandacht wijdt aan de aanpassing van de
door de commissie aanbevolen opzet van een g.b.k. bij de
gegroeide praktijk en dat het rapport t.a.v. dit aspect bij
zonder onduidelijk is.
Een andere oorzaak van de vaagheid van het rapport is de
uitwerking van door de commissie gemaakte onderscheiding
tussen landelijk en stedelijk gebied. In het in september 1973
door de commissie gepubliceerde interimrapport wordt een
basiskaart gedefinieerd als een uniform uitgevoerde bijge
houden kaart van landelijk gebied, in een eenduidig kaart-
bladensysteem, op één bepaalde schaal, met een zodanige in
houd, dat deze de basis kan worden voor aanvullingen die
gewenst worden door verschillende gebruikersgroepen.
In de op het interimrapport volgende enquête worden vragen
gesteld over stedelijk gebied, de enquête werd ook verzonden
aan stedelijke landmeetkundige diensten, hoewel de vragen,
betrekking hebbende op formaat, inhoud, uitvoering en
kosten, niet waren afgestemd op de stedelijke situatie.
In het voorliggende definitieve rapport wordt dezelfde pro
bleemstelling als in het interimrapport gebruikt, de in het
interimrapport gehanteerde definitie van een basiskaart is
evenwel niet meer opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt in con
clusie 2 gesteld„Onder een basiskaart wordt in dit verband ver
staan: een uniform uitgevoerde kaart van Nederland, in een
éénduidig kaartbladen-systeem, met een zodanige inhoud dat
deze de basis kan zijn voor aanvullingen die worden gewenst
door verschillende gebruikers.
Deze definitie verschilt t.o.v. de in het interimrapport ge
hanteerde. Er is nu geen sprake meer van de beperking tot
landelijk gebied en tot een enkele schaal.
Hieruit moet men wel concluderen dat de commissie haar
standpunt heeft gewijzigd en nu een g.b.k. voorstaat voor het
gehele Nederlandse territorium.
Deze verandering van standpunt is in het definitieve rapport
evenwel niet overal consequent gehanteerd, met als gevolg
de eerder genoemde onduidelijkheid.
De kostenraming is zoals in het rapport ook wordt gesteld
gebaseerd op de fotogrammetrische vervaardiging van een
niet-naverkende kaart van landelijk gebied op de schaal 1:1000
De bij het rapport gevoegde kaart is naverkend, op schaal
1:1000 en van stedelijk gebied. Voor een niet-naverkende
lijnenkaart van landelijk gebied op de schaal 1:2000 worden
in het rapport de kosten op ƒ1.800,per km2 begroot.
Tegen hetzelfde prijspeil als in deze begroting wordt gehan
teerd (1 januari 1973) moeten de kosten van de als voorbeeld
bijgevoegde kaart op ongeveer ƒ20.000, dat is ƒ40.000,
per km2 worden begroot. Hierbij wordt dan aangenomen
dat het gebied terrestrisch wordt gemeten en met de hand
gekaarteerd. Weliswaar zijn hier door toepassing van elektro
nische tachymetrie en automatische kaartering belangrijke
besparingen te bereiken, maar de kosten van de als voorbeeld
gehanteerde kaart blijven altijd nog het tienvoudige van de
voor een niet-naverkende kaart van landelijk gebied begrote
kosten. Een dergelijk voorbeeld werkt zelfs verwarrend.
Het voorgaande is een samenvatting van de bezwaren tegen
de samenstelling en tegen de wijze van rapporteren door de
commissie. Over de inhoud van het rapport is ook al iets
opgemerkt, daarover aanvullend nog het volgende.
In de eerste plaats heeft de enquête, zo dit al niet duidelijk
was, aan het licht gebracht dat de behoefte aan een basis
kaart groot is. De voorstellen van de commissie met betrek-
40
ngt 75