Ingenieursscriptie king tot schaal, vorm en inhoud van de g.b.k. zullen voor wat betreft landelijk gebied wel met algemene instemming zijn ontvangen. Een schaal 1:2000, formaat 100x50, de inhoud zoals voorgesteld en in het algemeen een niet na- verkende fotogrammetrische opname zijn elementen waar mee een voor algemene doeleinden zeer goed bruikbare basis- kaart tot stand kan komen. Zoals reeds besproken zijn de bedoelingen van de commissie met een g.b.k. voor stedelijk gebied minder duidelijk uit de verf gekomen. Zo wordt in paragraaf 3.2.10 bij de beschou wing over de kosten medegedeeld dat bij het onderzoek naar de kosten stedelijk gebied buiten beschouwing werd gelaten omdat daar meestal gebruik kan worden gemaakt van reeds aanwezige metingen en grootschalige kaarten. Hierbij moet men zich afvragen wat de zin is van het samenstellen van een g.b.k. als er reeds grootschalige kaarten aanwezig zijn. Deze laatste zullen een vollediger inhoud hebben dan de sum miere inhoud zoals voorgesteld voor de g.b.k. Maar afgezien van deze vraag, er is heel wat stedelijk gebied waarvan geen materiaal voor het samenstellen van een g.b.k. voorhanden is. Het maken van een basiskaart van dit gebied zal niet op dezelfde wijze als van landelijk gebied kunnen verlopen, omdat fotogrammetrische opname niet altijd mogelijk zal zijn en, indien dit wel mogelijk is, naverkend zal moeten worden, want een niet-naverkende kaart van stedelijk gebied is niet bruikbaar. Over de bijhouding van een g.b.k. wordt het een en ander ge zegd in het rapport, in het algemeen kan men ook hier wel mee instemmen, de herzieningscyclus van gemiddeld 5 jaar voor niet sterk veranderd gebied lijkt zelfs aan de hoge kant. Dergelijke problemen worden evenwel in de praktijk ge makkelijk opgelost. Een zeer belangrijk aspect van de bijhou ding vormen de kosten. De commissie geeft hierover geen cijfers. Evenmin schenkt de commissie aandacht aan de problemen die verbonden zijn met de uitwisseling van ge gevens met andere vervaardigers van grootschalige basis- kaarten. Deze problemen zijn b.v. normalisatie van de kaart- inhoud en definities voor classificatie van af te beelden objecten. Er blijft dus nog genoeg te doen en het is aannemelijk dat de commissie deze taken door wil geven aan de vervaardiger van de g.b.k. waarvoor het KADOR wordt voorgesteld, dan wel aan de in het rapport genoemde Centrale Kaar- teringsraad. Over dit laatste, het voorstel tot het instellen van een Centrale Kaarteringsraad wil ik nog graag het volgende opmerken. Het rapport is tot stand gekomen na weliswaar de instanties die reeds grootschalige topografische basiskaarten vervaardi gen en de potentiële gebruikers van een g.b.k. te hebben ge hoord, evenwel zonder inspraak van deze groepen van des kundigen en belanghebbenden. Het rapport geeft ook weinig informatie over de wijze van samenwerken van de toe komstige vervaardiger van de g.b.k. in casu het KADOR en de bestaande producenten van dergelijke kaarten. In de voorgestelde organisatie van de Centrale Kaarteringsraad ressorteert deze raad onder het Ministerie van Volkshuis vesting en Ruimtelijke Ordening en wordt het KADOR een zeer belangrijke plaats in deze raad toegekend. Om het functioneren van deze raad tot een succes te maken zal er voor de andere producenten en de gebruikers van de kaarten een overlegsituatie op basis van gelijkwaardigheid in de raad moeten bestaan. Ook het totstandkomen van een landelijke uniforme grootschalige basiskaart is gediend met een overleg in de raad op basis van gelijkwaardigheid van alle partijen. De voorgeschiedenis van het rapport g.b.k., de inhoud ervan en de voorstellen voor het samenstellen en functioneren van de Centrale Kaarteringsraad laten ruimte voor twijfel aan de bedoelingen van de commissie over dit aspect. Deze twijfel zal moeten worden weggenomen. Tot slot een enkele opmerking over het voorafgaande. Ik ben me bewust dat in deze beschouwing nogal wat kritiek op de inhoud van het rapport te horen is. Deze kritiek is evenwel opbouwend bedoeld, om op deze wijze het grote belang te dienen wat met de totstandkoming van een grootschalige basiskaart is gemoeid. Ir. P. J. Bakker Hoofd van de afdeling Landmeten en Kartografie Dienst der Publieke Werken Amsterdam STELSELS VAN OPENBARE GRONDREGISTRATIE NAAR DUITS EN NEDERLANDS RECHT A. van den Berge Samenvatting De behandeling van het onderwerp is gericht op een verge lijking van het stelsel van openbare grondregistratie in Nederland, zoals het zou gelden bij toepassing van het gewij zigd regeringsontwerp voor een nieuw Burgerlijk Wetboek en het Ontwerp-Kadasterwet van de Staatscommissie inzake het Kadaster enerzijds en het bestaande stelsel in Duitsland anderzijds. In vijf hoofdstukken worden achtereenvolgens aan de orde gesteld: 1. Een benadering van het begrip openbare grondregistratie in algemene zin en de vormen, waarin stelsels kunnen op treden afhankelijk van de gekozen wettelijke doelstelling. Aansluitend hierop worden overheidsmaatregelen afge leid, welke noodzakelijk zijn om stelsels aan hun doel van betrouwbare informatiebron te doen beantwoorden. 2. Een beschouwing van het bestaande stelsel in Duitsland, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de onderwerpen boekingseenheid voor onroerend goed, vat baarheid voor inschrijving, ordening van gegevens, juri dische betekenis van de gegevens en de overheidsmaat regelen in het belang van de doelmatigheid van het stelsel. 3. Eenzelfde beschouwing als onder 2 genoemd van het Nederlandse stelsel. 4. Een vergelijking van beide stelsels en een benadering van het effect hierop bij inwerkingtreding van de ontworpen wetgeving volgens het Gewijzigd Ontwerp voor een nieuw Burgerlijk Wetboek en de ontworpen Kadasterwet. De wetsontwerpen blijken een onderbouw te geven voor het Nederlandse stelsel, welke de gegevens volgens de grondregistratie tilt op een niveau, waarop zij in juri dische zeggingskracht de Öflentliche Glaube van het Duitse Grundbuch, zij het onder voorbehoud van juiste ambtelijke verwerking der ingeschreven stukken, in be langrijke mate benaderen. Hoofdpunten van verschil resteren m.b.t. de gevolgen van beschikkingsonbevoegd heid van voormalige vervreemders en de verjaring, welke vermoedelijk meer theoretische dan praktische betekenis zullen hebben. Accenten in de vergelijking zijn gelegd op de bescherming van derden te goeder trouw, de daarmee samenhangende publikatiedwang en de overheidszorg ter bevordering van juistheid en volledigheid van gegevens. 5. In het laatste hoofdstuk wordt nader ingegaan op de ge gevens der objectsgrenzen. Afwijking tussen beide stelsels bestaat als gevolg van de in Nederland gekozen lijdelijke opstelling ten opzichte van de specialiteit. Door de Kadasterclausule (Ontwerp Kadasterwet art. 8) en de kadastrale beroepsprocedure wordt deze tot geringere omvang gebracht. ngt 75 41

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 17