NVG-Congres "Automatisering van de Kaart vervaardiging" op 17 oktober 1974 A. V. HOEKSTRA VERSLAG VAN DE FORUMDISCUSSIE Het forum Op 18 oktober werden in de „Flevohof" de vragen n.a.v. de daags te voren gehouden voordrachten over de automati sering van de kaartvervaardiging behandeld door een forum waarin, naast dr. ir. M. J. M. Bogaerts als voorzitter, zitting hadden genomen de heren ir. H. J. G. L. Aalders, ir. J. Pol man, ir. H. Quee, ir. H. Rietveld en ir. C. Zeillemaker. De aan de orde komende vragen waren vooraf schriftelijk ingediend. Hieronder volgt een samenvatting van het be sprokene. De discussie De heer Tienstra, zelf niet aanwezig, wil gaarne discussie over de vraag of een piintmimmering dient te worden toege past bij de detailmeting. De heer Polman stelt dat de noodzaak om punten handmatig dan wel automatisch te nummeren volgt uit een tweetal in zijn voordracht genoemde voorwaarden: - Het waarborgen van de relatie tussen het kadastrale veld werk en het coördinatenbestand; deze relatie is op een voudige wijze te realiseren met een volgnummer per veld werk. - De bijhouding van het coördinatenbestand moet hand matig én automatisch kunnen worden uitgevoerd; de selectie van coördinaten uit een bestand zonder punt- nummers kan door een computer worden uitgevoerd maar voor een handmatige bijhouding is een volgnummer praktischer. Bovendien moet in een sterk gedecentraliseerde dienst als het Kadaster in eerste aanleg een eenvoudig hanteerbaar systeem worden gekozen dat goed aansluit aan de bestaande werkmethoden ten einde geleidelijk over te kunnen gaan op een nieuwe methode. De heer Aalders vraagt zich af of de betekenis en inhoud van het kadastrale veldwerk niet kunnen worden gewijzigd als wordt overgegaan op een coördinatenkadaster aangezien men bij de ontwikkeling van een nieuwe werkmethode dient uit te gaan van de doelstelling en niet van de bestaande werk methode. De heer Polman stelt dat de beslissing omtrent de invoering van een coördinatenkadaster nog niet is genomen. De con sequenties van een dergelijke nieuwe opzet zijn nog onvol doende onderzocht. De heer Rietveld deelt mee dat R.W.S. bepaalde grenzen van rijkseigendom bepaalt en inmeet en de gegevens opslaat in een coördinatenbestand zonder puntnummers. De relaties tussen de coördinaten zijn echter zodanig gecodeerd dat de gegevens kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van een tekening. Overigens is hij van mening dat een volg- nummering per veldwerk geen goede oplossing biedt wanneer bovendien gebruik wordt gemaakt van de fotogrammetrie. De heer Polman beaamt dit; de verzameling van gegevens m.b.v. een coördinatenlezer geeft vergelijkbare problemen. In dergelijke gevallen kan een volgnummering b.v. per kadas trale sectie worden toegepast. De betreffende punten dienen in het coördinatenbestand te worden onderscheiden van de terrestrisch gemeten punten omdat hier geen normale relatie bestaat met een veldwerk. Daarnaast zal het, bij toepassing van verschillende meetmethoden, noodzakelijk zijn om in het coördinatenbestand een indicatie op te nemen voor de precisie van de coördinaatwaarden. Prof. Witt poneert dat het met het oog op de toekomst van essentieel belang is om te kiezen voor een zodanige codering dat de uitwisseling van gegevens tussen verschillende diensten mogelijk wordt. Het bezwaar tegen een volgnummering per veldwerk is dat deze werkwijze is afgestemd op de belangen van één dienst. De heer Polman antwoordt hierop dat de uitwisselbaarheid is gegarandeerd omdat de coördinaten beschikbaar zijn. Aan diensten die dit wensen kunnen de coördinaten per object worden geleverd terwijl het in bepaalde gevallen ook mogelijk is om de computer een nieuwe codering per punt samen te laten stellen uit de beschikbare puntnummers. De heer Waalewijn merkt op dat in feite twee zaken aan de orde zijn - een, eventueel voorlopige, nummering in het terrein - en een codering van coördinaten in computerbestanden. De heer Polman onderkent dit eveneens, maar is van mening dat een nummering in het terrein tevens kan fungeren als codering in het coördinatenbestand, zodat bij de selectie van benodigde coördinaten voor de uitvoering en verwerking van bijhoudingsmetingen eenvoudig deze op de veldwerken ver melde nummers kunnen worden gehanteerd. De heer Aalders is het hier niet mee eens omdat de coördi naten ook automatisch uit een coördinatenbestand zonder puntnummers kunnen worden geselecteerd door de ligging van een punt bij benadering aan te wijzen b.v. op een beeld scherm. De heer Polman stelt dat het kadaster nog niet zo ver is en de heer Zeillemaker voegt hier aan toe dat het de vraag is of een dergelijke selectiemethode waarbij coördinaatwaarden moeten worden vergeleken voldoende snel en efficiënt is. Er dient grondig onderzoek plaats te vinden naar de wijze waar op en de gegevens waaruit een coördinatenbestand moeten worden samengesteld om juist dit zoekproces goed te laten verlopen. In het SOAG-systeem „topografie en leidingen" worden coördinaten groepsgewijs per object gecodeerd maar de heer Zeillemaker kan zich voorstellen dat men name voor de bijhouding van historische gegevens een andere opzet is vereist. De heer Hoekstra benadrukt dat een handmatige c.q. auto matische nummering per punt in het terrein van praktisch belang is bij de berekening van coördinaten en bij de ver betering van meet- en coderingsfouten. De relaties tussen de afzonderlijke punten van de objecten kunnen door kantoor personeel nader worden gecodeerd. Bij de berekening van coördinaten door een computer kan de puntnummering zonder enige verdere moeite automatisch worden overge nomen in een coördinatenbestand. De heer Aalders meent dat juist door de invoer van met de hand vervaardigde gegevens de kans op fouten groter wordt en de benodigde tijd voor het opsporen en corrigeren van de fouten toeneemt. De heer Hoekstra stelt hier tegenover dat wanneer geen puntnummers worden toegepast er alleen resul taten kunnen worden bereikt door afzonderlijke objecten (handmatig) te coderen en de punten per object te meten in de volgorde waarin ze voorkomen langs de grens van het ngt 75 55

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 13