zijn. Bij deze functies kunnen de elektrische eigen schappen van de ondergrond in afhankelijkheid van de plaats een rol spelen. De gebruikte frequenties en de verschillende instrumentele eigenschappen zijn mede bepalend voor de vorm van de functies x"' en Tg. Toepassing van de collocatietheorie Voor het boven beschreven probleem lijkt de collo catietheorie van Moritz [2] een geschikte oplossing te kunnen geven. Wij willen daarom deze theorie wat nader uitwerken ten behoeve van de calibratie van een systeem voor radioplaatsbepaling. Stel het werkgebied waarin alle meetpunten en alle ijkpunten liggen, is goed homogeen en ligt op vol doende afstand van de kust zodatdaar met constante voortplantingssnelheden gerekend kan worden voor de signalen van ieder van de zenders. Tussen de zenders en de ontvangers kunnen nog wel onbe kende vertragingen optreden die afhangen van het traject zender-ontvanger, en die sterker gecorreleerd zullen zijn naarmate de ontvangers gezien vanaf de zender dichter bij elkaar liggen. Bijvoorbeeld ster kere correlatie bij kleinere hoek /?kri (zie fig. I). Voor het tijdinterval dat in de ontvanger k gemeten wordt in het rode patroon kan men schrijven: X"rk 'm 0,nk 'r 0rk K"k waarin l,„ en tr de tijdstippen zijn waarop de signalen vertrekken van de master Z,„ en van de rode slave Zr, 0mk en 0rk de looptijden vanaf master en rode slave en e'"k de stochastische afwijkingen in de ontvanger („afleesfouten"). Voor het beschouwde gebied kan men deze vorm en de analoge vorm voor het groene patroon ook schrijven als: en T'Jk x',jo A mlmk Aglgk Kmk - Kgk egk (2) Hierin zijn: x"'0 en x'go constanten die bestaan uit: de loop tijd van master naar slave, de faze- vertraging van de slave, en fazever- schuivingen tengevolge van het in- ductieveld, landefifecten, instrumen tele afwijkingen, enz., voorzover zij onafhankelijk zijn van het punt van waarneming. A,„, Ar en Ag de omgekeerden van de (geïdeali seerde) voortplantingssnelheden in het werkgebied voor de signalen af komstig van de verschillende zen ders. lmk, lrk en !gk de afstanden van de zenders naar de ontvangers, gerekend langs geode tische lijnen over het aardoppervlak (bijvoorbeeld plat vlak, bol, ellip soïde). Indien de voortplantings snelheden enigszins afhankelijk zijn van de afstanden (bijvoorbeeld voor 2 MHz golven binnen enkele tien tallen km van de zender) dan kan men voor lmk, lrk en lgk bepaalde functies van de afstanden invoeren. Kmk, Krk en Kgk stochastische delen van de fazever- tragingen tussen een zender en een ontvanger waarvan verondersteld wordt dat de verwachtingswaarden nul zijn, en dat ze onderling ver bonden zijn door fysisch aanneme lijke correlaties, in deze vergelijkingen zijn de waarnemingen x"rk en x'gk in de verschillende ijkpunten de componenten van de waarnemingsvector x. x'goA„„ Ar en Ag zijn de onbekende parameters die uit de ijkmetingen berekend worden. Samen vormen zij de parametervector X. Natuurlijk komt het voor dat men van te voren kan aannemen dat A,„ Ar Ag, of dat deze omgekeerden van de snel heden bekend zijn. De termen (Kmk-Krk) en (Kmk- Kgk) die tegelijk een stochastisch en een systematisch karakter hebben, beschouwt men als de componenten van de signaal vector s'. De „afleesfouten" e'"k en e'gk verenigt men tot de ruisvector n. Met deze notaties kan men de X"r'k Xr'n A„, lmk A,/,t K,„k Krk s"!k 46 ngt 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 4