voordoen. Daarna is de problematiek belicht uit de invals
hoek van het natuur- en landschapsbehoud. Tenslotte wordt
in de Relatienota een aantal beleidsvoornemens voorgesteld
op het terrein van het landbouwbeleid, natuur- en landschaps
behoud en de ruimtelijke ordening.
Uitgangspunten voor het beleid
In de Oriënteringsnota Ruimtelijke Ordening is reeds gecon
stateerd, dat de verdere inrichting van het landelijke gebied
nog veel onderzoek vergt. Dit ten einde recht te doen aan de
bestaansmogelijkheden van de agrarische producenten, het
leefklimaat van de plattelandsbevolking, de economie van
het grondgebruik, de belevingswaarde van het landschap, de
natuurwetenschappelijke en de ecologische betekenis van het
landelijke gebied en de contrastwerking van de open ruimte
nabij de grote steden. In dat kader bevat de Oriënteringsnota
een aantal beleidsvoornemens t.a.v. het ruimtelijke beleid.
De Oriënteringsnota brengt voorts een reeks maatregelen
naar voren ter bevordering van de instandhouding van waar
devolle cultuurlandschappen. Met de Relatienota wordt speci
fiek beoogd, een aanzet te geven voor de verdere uitwerking
van de hiervoor bedoelde maatregelen.
Passende beloning van de beheersfunctie
Wil men in gebieden landbouwbedrijven handhaven, waar
de doeleinden van natuur- en landschapsbehoud mede be
palend worden voor het gewenste beheer, dan zal men dit
beheer, in vergelijking tot de in de regio gebruikelijke bedrijfs
uitoefening, passend moeten belonen. Ervan uitgaande dat
de functie van beheerder van het landschap overeenkomstig
aan de functie van producent van voedsel en grondstoffen
zal moeten worden gewaardeerd, wordt het volgende gesteld.
De beloning zal enerzijds in een duidelijke relatie moeten
staan met het gewenste beheer en anderzijds tezamen met het
inkomen uit de produktie de landbouwer met oog op de
inkomensvorming uitzicht moeten bieden op een maatschap
pelijk verantwoord bestaan. Een voor dit beheer benodigde
aangepaste bedrijfsvoering kan voor het landbouwbedrijf
leiden tot lagere opbrengsten of tot hogere kosten. Hieraan
kan de toekenning van een beheerdersbeloning tegemoet
komen. In dit kader kan ook een tegemoetkoming worden
gegeven in de hogere kosten, zoals die voortvloeien uit b.v.
zwaardere welstandseisen ten behoeve van het landschaps
behoud. Want een periodieke beloning betekent nog geen
effectieve aansporing tot het verrichten van de nodige inves
teringen. Het lijkt daarom wenselijk de voor de boer bedrijfs
economisch onrendabele top van de investeringen te subsi
diëren. In de zgn. E.E.G.-bergboerenregeling is reeds in dit
principe voorzien.
De mogelijkheden voor de honorering van de beheersfunctie
moeten in principe van toepassing zijn op alle bedrijven, die
voor het vervullen van de beheersfunctie in aanmerking
komen, ongeacht of dit ontwikkelende, perspectief biedende
of aflopende bedrijven zijn.
In combinatie met het beheersbeleid en het aanvullende ont
wikkelingsbeleid kunnen in bedoelde gebieden landinrich
tingsmaatregelen nodig zijn om een verantwoorde situatie te
scheppen, waarbinnen ook de landbouw in het kader van het
beheersregime voldoende mogelijkheden heeft. In de gebie
den waar de te beschermen waarden zich in duidelijk te
onderscheiden elementen bevinden, zoals houtwallen en
heggen, zal het hoofdaccent op het plegen van onderhoud
liggen. Hieronder vallen in de eerste plaats de onderhouds-
overeenkomstenwaarvan enerzijds het gewenste onderhoud
en anderzijds de te verstrekken contraprestatie onderdelen
zijn. Voor wat betreft de gebieden waar landbouwgronden
zelf object van beheer gaan worden, zoals weidevogelge-
bieden, zal de betreffende aanpassing van de bedrijfsvoering
gestalte kunnen krijgen in de overeenkomst, die als contra
prestatie toekenning van een beheerdersinkomen inhoudt.
Met betrekking tot het afzien van aanpassing van de externe
produktieomstandigheden moet aan toepassing van de berg-
boerenregeling worden gedacht.
Het ruimtelijke ordeningsbeleid
De Wet op de Ruimtelijke Ordening biedt het algemene
raamwerk waarin, na overleg en inspraak, een visie op de
ontwikkeling van een bepaald gebied tot stand komt. In de
structuurschets voor het landelijke gebied die wordt opge
nomen in deel 3 van de Derde Nota Ruimtelijke Ordening,
zullen o.m. functie en plaats van de landbouw en het natuur-
en landschapsbehoud nader worden uitgewerkt. Voor een
goede voorbereiding van streekplannen zijn een gerichte
inventarisatie en beoordeling van natuur en landschap van
belang. Dit geldt ook voor studies van de effecten van de
diverse vormen van ruimtegebrek op de in de streekplan-
gebieden aanwezige natuurwetenschappelijke, cultuurhisto
rische of landschappelijke kwaliteiten. Daarnaast zijn een
inventarisatie en beoordeling van belang voor de in het
streekplangebied aanwezige landbouwbedrijven. Voor ge
vallen waar een weloverwogen belangenafweging leidt tot
opleggen van beperkingen aan het agrarische grondgebruik,
zullen duidelijke richtlijnen moeten worden opgesteld. Het
beleid is er overigens op gericht, te bevorderen dat het streek-
planwerk in de provincie met voortvarendheid voortgang
vindt. Aan de Rijks Planologische Commissie is gevraagd
om een inventarisatie van gebieden waar de totstandkoming
of aanpassing van streekplannen uit hoofde van de Relatie
nota bijzonder urgent is. Voor de bescherming van natuur en
landschap is voorts het gemeentelijke bestemmingsplan een
effectief instrument. In zulk een plan wordt ook aangegeven,
waar aan de landbouw ontwikkelingsmogelijkheden worden
geboden, dan wel beperkingen worden opgelegd. Voor een
groot deel van het landelijke gebied bestaan nog geen be
stemmingsplannen die aan de eisen van de Wet op de Ruim
telijke Ordening voldoen. De regering acht het van grote
betekenis dat deze plannen ten spoedigste totstandkomen.
Er is nog weinig ervaring opgedaan met het honoreren van
schadeclaims uit hoofde van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening. Daarom wordt de Rijks Planologische Commissie
verzocht ter zake advies uit te brengen.
Reservaatsvorming
Stellen de beheersdoelstellingen zodanige eisen, dat onder
nemingsgewijze agrarische exploitatie niet langer houdbaar
lijkt, dan zal veelal moeten worden gestreefd naar verwerving
van de grond door een natuurbeschermingsinstantie ten be
hoeve van reservaatsvorming. In verband hiermede en mede
met het oog op de opstelling van de structuurschets voor het
landelijke gebied, verdient het ontwerpen van een landelijk
reservatenplan hoge voorrang. Ofschoon minnelijke ver
werving in beginsel steeds de voorkeur heeft, is het van
belang dat zowel in het kader van de toekomstige Land
inrichtingswet als van een herziene Natuurbeschermingswet
een onteigeningsbasis ten behoeve van o.m. de vorming van
deze reservaten zal worden geschapen.
In de Relatienota wordt voorts een opsomming gegeven van
een aantal wetten en verordeningen die mogelijkerwijs aan
passing behoeven ten einde de totstandkoming en het func
tioneren van de bepleite maatregelen te bevorderen en te
ondersteunen. In dit verband komen o.a. de Natuurbescher
mingswet en de Natuurschoonwet ter sprake. Momenteel
wordt onderzocht de Natuurbeschermingswet op zodanige
wijze aan te passen dat ruimere mogelijkheden voor de be
scherming en het beheer van waardevolle cultuurlandschap
pen worden geboden. Ook ten aanzien van de Natuurschoon
wet zal worden nagegaan of haar werkingssfeer tot dergelijke
gebieden kan worden uitgebreid.
78
ngt 75