Verslag XlVe F.I.G.-Congres
5e jaargang no. 4, april 1975
Inleiding
Het veertiende F.I.G.-congres vond plaats in het „Washing
ton Hilton" te Washington D.C., U.S.A., van 7 tot 16 sep
tember 1974. Er waren ongeveer 1500 deelnemers, uit meer
dan 80 landen.
Het presidentschap van de F.I.G. werd sinds 1971 bekleed
door W. A. Radlinski (U.S.A.). Jeter. P. Battley jr. was
Director of Congress. Het „Permanent Committee" is drie
keer bijeengekomen, en er zijn 2 vergaderingen van de
„General Assembly" gehouden. Op deze vergaderingen zijn
geen zaken aan de orde geweest van speciaal belang voor
Nederland, afgezien van het voornemen dat het (vice-)voor-
zitterschap van commissie 7 na de nu lopende periode naar
Nederland gaat (1978).
Aan elk van de 9 commissies is in dit verslag een paragraaf
gewijd; waar mogelijk is per paragraaf de volgende indeling
aangehouden
1. Werkgebied, voorzitter, algemeen.
2. Rapporten en voordrachten.
3. Resoluties.
De 10e paragraaf is gewijd aan de tentoonstelling. Tenslotte
is een lijst van de in Nederland woonachtige Congresdeel
nemers opgenomen; belangstellenden kunnen bij hen terecht
voor meer gedetailleerde informatie.
De inhoud van de paragrafen over de commissies 1, 2, 3, 5,
7, en over de tentoonstelling is ontleend aan de verslagen
die zijn uitgebracht door de Kador-deelnemers: Claessen,
Van Gent, Henssen, Koen, Van Lent en Polman; de para
graaf over commissie 4 is afkomstig van Raasveldt, die over
de commissies 8 en 9 van Homan, en die over commissie 6
van ondergetekende.
H. Quee
Commissie 1:
Beroepsuitoefening (Professional practice)
Voorzitter 1971-1974: M. Oldenstadt (W.-Duitsland)
1. Algemeen
De commissie houdt zich bezig met problemen verbonden
aan de beroepsuitoefening van de landmeter. In vijf afzonder
lijke zittingen en in twee gecombineerde zittingen werden de
verschillende onderwerpen gepresenteerd en besproken. Er
werd een gecombineerde zitting gehouden met commissie 2,
en een met de commissies 2 en 3.
Op de eerste zitting bleek dat het niet mogelijk was gebleken
geheel uitvoering te geven aan de resolutie van het vorige
congres te Wiesbaden over de beroepsstructuren.
De aangewezen rapporteur had zijn werk niet kunnen be
ginnen, dit was overgenomen door zijn landgenoot Löffler.
Deze schetste hoe hij tracht te komen tot een indeling voor
de verschillende activiteiten - kadastrale metingen, ingeni
eursmetingen, schattingen, enz. - in de drie groepen die hij
meende te moeten onderscheiden (Middeleuropese groep.
Angelsaksische groep en de in ontwikkeling zijnde groep).
Dit dan voor de verschillende niveaus - van technicus tot
academicus - die zich met die activiteiten bezig houden.
De problemen die zich voordoen bij dit werk zijn niet een
voudig. Het is moeilijk voor het zelfde begrip in de ver
schillende landen de juiste uitdrukking te vinden. Wat bij
voorbeeld in West-Duitsland wordt verstaan onder Ver-
messungsingenieur is niet gelijk aan dat wat men in Engeland
onder surveyor verstaat.
Vele vragen waren nog te beantwoorden. Hij riep de vertegen
woordigers op hem te steunen. Zijn ideaal was te komen tot
een zg. groenboek zoals Allan dat ten behoeve van com
missie 2, de commissie voor de beroepsopleiding, had gepre
senteerd. Later heeft het congres een resolutie aangenomen
waarin tot uitdrukking werd gebracht dat voor het volgend
congres moet worden gerapporteerd over de beroepsstructuur
en dat bij de daartoe noodzakelijke studies het patroon diende
te worden aangehouden zoals gevolgd t.b.v. het hiervoor
genoemde rapport van Allan. Dit alles voor zover het betreft
landen die in de F.I.G. zijn vertegenwoordigd.
2. Rapportenvoordrachten
Wattkins presenteerde een rapport van Franklin over de na
scholing voor de chartered surveyors in Engeland. Door een
nauwe samenwerking van het Royal Institute of Chartered
Surveyors (R.I.C.S.) o.a. met universiteiten en technische
hogescholen die graden en diploma's op landmeetkundig
gebied kennen wordt getracht deze nascholing te verbeteren.
Een aantal werkgroepen van de R.I.C.S. is bezig voor de vele
gebieden waarop haar leden werkzaam zijn de eisen op te
stellen om vervolgens de nodige regelingen te treffen om hier
aan te kunnen voldoen. De R.I.C.S. publiceert van tijd tot
tijd lijsten met nascholingscursussen buiten het vakgebied.
De R.I.C.S. heeft verder multidisciplinaire cursussen ge
arrangeerd; verwacht wordt dat het aantal daarvan zal toe
nemen. De R.I.C.S. volgt met zijn activiteiten een andere
richting als men in West-Duitsland wenst te gaan. De
Deutsche Verein fiir Vermessungswesen streeft ernaar tot een
eigen nascholingsinstituut te komen. De Engelsen zeggen
hier, gezien de ervaringen opgedaan bij de samenwerkingen
met de universiteiten, hogescholen en onafhankelijke organi
saties die zich met nascholing bezig houden, geen behoefte
aan te hebben.
Staunskjaer (Denemarken) geeft in de toelichting op zijn
rapport eerst enige informatie over zijn land. Daarna vertelt
hij summier hoe de geodetische, topografische, ingenieurs- en
kadastrale metingen worden uitgevoerd. Wat het laatste
betreft: landmeters met een licentie van de minister van
landbouw mogen in een groot deel van het land dit werk
verrichten.
Gemeld wordt hoe de particuliere landmeters zich door een
ngt 75
61