Opname als uitgangspunt werd genomen.
Om praktische redenen wordt de vereffening van een grond-
slagnet meestal in fase uitgevoerd. De coördinaten van aan-
sluitpunten blijven in een volgende fase dan vaak ongewijzigd.
Blaha (Canada) toonde aan dat de uitkomst van een vereffe
ning in zo'n geval te optimistisch is en deed voorstellen voor
de aanpassing van de variantie-matrix.
Sarközy (Hongarije) gaf een verslag over de reeds bereikte
resultaten en over de toekomstplannen van het Instituut voor
Geodesie van de Technische Hogeschool te Boedapest m.b.t.
de ontwikkeling van een complex programma-systeem voor
de beschikbare kleine computer ODRA 1204 en de automa
tische tekentafel.
Cross (U.K.) vergeleek enkele moderne grondslagnetten in
Kenya. Hij vergeleek twee typen grondslagnetten: triangu-
latienatten verstevigd met lengtemetingen en Laplace-punten
enerzijds en veelhoeknetten anderzijds. De criteria voor de
vergelijking van beide typen grondslagnetten werden bere
kend via de variantie-matrices. De belangrijkste uitkomsten
van zijn onderzoekingen waren dat, wanneer gebruik wordt
gemaakt van modern instrumentarium, de triangulatie met
aanvullende metingen betere resultaten oplevert dan de veel-
hoeksnetten, omdat meer waarnemingen worden gebruikt.
Een algemeen toegepaste methode voor het aangeven van de
nauwkeurigheid van een grondslagnet is de vergelijking van
de nauwkeurigheid van de verschillende metingen op basis
van de standaard-ellipsen met een betrouwbaarheidsinterval
van 95%. Van Mierlo (Nederland) toonde aan dat het op
deze wijze aangeven van de precisie geen juist beeld geeft,
daar de standaard-ellipsen afhankelijk zijn van de wijze waar
op de coördinaten worden berekend. Een goed hulpmiddel
om de precisie van een grondslagnet aan te geven is de theorie
van de criterium-matrix en de berekening van eigenwaarden.
Een goede precisie garandeert echter nog niet een maximum
aan betrouwbaarheid. Computerprogramma's zijn beschik
baar, die zowel de eigenwaarde als de inwendige en uit
wendige nauwkeurigheid van een net kunnen berekenen.
Deze berekening biedt bovendien de mogelijkheid de zwakke
plekken van een net, v.w.b. precisie en betrouwbaarheid, op
te sporen.
Hardy (U.S.A.) gaf een overzicht van de resultaten van het
onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van „multi-
quadric equations" voor landmeetkundige en cartografische
doeleinden. „Multiquadric analysis" wordt op dit moment
o.a. toegepast bij de beschrijving van topografie, de reductie
van gravimeter-waarnemingen en de omzetting van gedigita
liseerde afbeeldingen in grafische voorstellingen.
Het vervaardigen van topografische kaarten en de verdichting
van de grondslag in het gebied van Alberta Tar Sand werd
begin 1974 urgent. De snelle opkomst van het moderne in
strumentarium voor satelliet-waarnemingen en de verbeterde
rekentechnieken maakten het mogelijk op snelle wijze een
grondslag voor de fotogrammetrische opname op te bouwen.
Hittel (U.S.A.) toonde aan dat daarbij een puntnauwkeurig-
heid in de orde van ca. 2 meter haalbaar was.
Tafelcomputers worden de laatste jaren steeds kleiner, ver
nuftiger, goedkoper en daardoor steeds talrijker. De nood
zaak wordt daarmee steeds groter programmering en archi
vering op systematische wijze aan te pakken. Vogel (U.S.A.)
schreef een serie landmeetkundige programma's voor een
programmeerbare tafelcomputer met een 8k-geheugen.
5. Instrumenten voor grondslagmetingen
(zitting 505, 506)
Gregerson, Frost en Peterson (Canada) onderzochten een
prototype van een nieuwe elektronische afstandmeter, de
Mekometer, op de mogelijkheid dit instrument te gebruiken
als een alternatief voor precisiemetingen voor het bepalen
van ijkbases. Met het instrument bleek het mogelijk een
nauwkeurigheid in de enkele waarneming te bereiken van
maximaal 3 p.p.m. na het aanbrengen van correcties voor
reductie naar zeeniveau, schaal en temperatuur.
Robinson (Australië) deed onderzoekingen op het gebied van
de elektronische afstandmeters. Hij ging daarbij in op do
invloed van een hellingsfout van het instrument (Telluro-
meter MRA 101) op de „ground swing" (variantie in het
faseverschil) en op de optel„constante".
HerringHunt en Gilbert (U.S.A.) beschreven het nieuwe
Automated Astronomie Positioning System (A.A.P.S.). Het
A.A.P.S. elimineert persoonlijke fouten en zorgt voor een
sterke vermindering van thans nog veel voorkomende instru
mentele fouten. De Defense Mapping Agency is een intensief
testprogramma voor de beide prototypes van het systeem
begonnen.
De foutenbronnen bij de elektro-optische afstandmeting ver
schillen sterk van die van de optische afstandmeting. In ver
band met het toenemend belang van de elektronische afstand
meting voor korte afstanden is een grondige discussie over
de voorkomende fouten geboden. Een onderzoek van Aschli-
mann en Stocker (Zwitserland) voert tot de conclusie dat in
elke discussie over de elektro-optische afstandmeting het
systematische karakter van de meeste van de fouten onder
kend dient te worden.
Zsamboki (Hongarije) had positieve ervaringen met de toe
passing van de Wild Dl-IO-afstandmeter bij mijnmetingen in
Hongarije.
Jensen (Denemarken) analyseerde zowel economie als nauw
keurigheid van een eenvoudig geval van uitzetting, waarbij
zes verschillende technieken werden gebruikt. Een eenvoudige
toetsing liet grote verschillen zien in de kwaliteit van foto
grammetrische opnamen die onder gelijke omstandigheden
waren verricht.
Veranderingen in de brekingsindex van de atmosfeer
kunnen onverwachte richtfouten veroorzaken. Het effect
hangt af van de gebruikte golflengte. Een methode ter bepa
ling van dit effect per golflengte werd ontworpen door Dyson
(U.K.).
Het Analytical PhotogrammetricPositioningSystem(A.P.P.S.)
is een toepassing van de fotogrammetric die op snelle wijze
gegevens levert van puntsbepaling t.b.v. militair gebruik te
velde. Het systeem omvat een combinatie van meet- en reken-
apparatuur en een databank die is opgebouwd met hoog
waardig fotomateriaal. Tezamen levert dit x-y-z-coördinaten
van ieder beeld dat is opgenomen in het stereo-gedeelte van
de databank en wel binnen vijf minuten. Voorlopige gegevens
van een aan de gang zijnd onderzoek van het A.P.P.S. tonen
aan dat een nauwkeurigheid in de orde van I meter t.o.v. de
bestaande grondslag haalbaar is Mcintosh U.S.A.).
Southard (U.S.A.) gaf een verslag van werkzaamheden van
de U.S. Geological Survey, die dienen ter ondersteuning van
het Amerikaanse researchprogramma voor Antarctica. Voor
het doen van satellietwaarnemingen werd de geoceiver ge
kozen. Berekeningen die werden uitgevoerd met waar
nemingen van een enkele doorgang van de Mariner Satelliet
leverden een puntnauwkeurigheid op die beneden de 10 meter
lag. Door het doen van meer waarnemingen zou een grotere
nauwkeurigheid kunnen worden bereikt. De bereikte nauw
keurigheid voldeed echter ruimschoots aan de bestaande
eisen voor kleinschalige kaarteringen.
Wirtanen (U.S.A.) experimenteerde met een code-theodoliet
t.b.v. een astronomische plaatsbepaling. Aan de hand van
een uitgewerkt voorbeeld werd de werking van het instru
ment beschreven.
Sharni (Israël) gaf een verslag van een project dat werd uit
gevoerd in het kader van het United Nations Development
Program en gaf enkele praktische beschouwingen over de
opzet van een meting die in Burma voor exploratiedoeleinden
werd uitgevoerd. Beschreven werd hoe een oude kaart, die
ngt 75
67