hoeken in Tableau I (Observation) met die van Tableau III (Tableau définitif des Triangles) wees echter uit dat de aangebrachte correcties in vele ge vallen groter waren dan de methode der kleinste kwadraten zou eisen. Cohen Stuart kreeg toen het vermoeden dat „bij de vroegere beoordelingen aan dien arbeid te beurt gevallen, met name die in het lnstitut de France, en weinig later in het toenmalig Hollandsch Instituut, de naauwkeurigheid dier metingen moest zijn overschat" [18, blz. 20]. Een grondige studie van de oorspronkelijke waar nemingen en berekeningen leek hem gewenst. Door bemiddeling van Kaiser ontving hij in maart 1862 de bij de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen aanwezige kopie van de registers van Krayenhoff. Later kreeg hij ook inzage van de originele hand schriften die in de bibliotheek van de Leidse Univer siteit worden bewaard. Hoewel Cohen Stuart toen reeds twijfelde aan de nauwkeurigheid van Krayen- hoff's metingen is het vreemd dat Kaiser in zijn brief van 6 juni 1862 aan curatoren nog schrijft: "Het bleek den Heer Cohen Stuart, dat de reken wijzen die na den Lt. Generaal Krayenhoff zijn bedacht en ingevoerd,* wel geene groote wijzi gingen aan de reeds verkregen uitkomsten zou den toebrengen, maar dat hare aanwending toch noodzakelijk zoude zijn om den graad van naauwkeurigheid te bereiken die bij de graadmeting moet worden in acht genomen" [13, blz. 7], De metingen in het noordoostelijk gedeelte van het net die met de kleine repetitiecirkel waren uitge voerd [7, blz. 11 waren blijkbaar toen reeds ver oordeeld. In deze brief wordt hierover het volgende gezegd: „De Lt. Generaal Krayenhoff heeft zelf ver klaard [7, blz. 12, 30], dat een gedeelte zijner metingen in de noordelijkste provinciën van ons vaderland, geenszins met de vereischte naauwkeurigheid volbragt konden worden, en de Heer Cohen Stuart bevond dat die metingen bezwaarlijk vereenigd zouden kunnen worden met de zeer naauwkeurige van het buitenland aan welke zij zouden moeten worden aange sloten" [13, blz. 8], De volgende stap die Cohen Stuart ondernam was het berekenen van de standaardafwijkingen van de door Krayenhoff verrichte hoekmetingen volgens de methode der kleinste kwadraten. Uitgaande van Tableau I (Observations) van het Précis historique [7, blz. 48] werden berekend de standaardafwij kingen: - fflj uit de gemeten hoeken op één station (stations- vereffening) - m2 uit de sluittermen van de driehoeken - m3 uit de hoeken aan de omtrek van een veelhoek (zijdenvergelijkingen). De hoeken werden hierbij verdeeld in de groepen: a. hoeken gemeten in 1802-1807 met de grote repe titiecirkel [7, blz. 11], [9, blz. 72]; b. hoeken gemeten in 1810-1811 in het noord oosten van het net met de kleine repetitiecirkel; c. hoeken gemeten in 1810 te Leiden, Gouda, Dor drecht en 's-Gravenhage waarvan het niet zeker is of zij met de grote dan wel met de kleine repe titiecirkel zijn gemeten. Voor de groepen a en b gaf deze berekening de vol gende waarden voor m2 en m3 [18, blz. 24, 25]. 3 Bij geheel onafhankelijke waarnemingen dienen ml, m2 en m3 ongeveer gelijke waarden te hebben. De waarden gevonden voor m1 en m2 zijn in dit opzicht niet verontrustend doch de waarde van m3 is in beide gevallen belangrijk groter dan die van en m2. Hieruit trok Cohen Stuart de conclusie dat de in Tableau I vermelde uitkomsten niet onafhanke lijk van de verschillende voorwaardevergelijkingen waren vastgesteld [18, blz. 26], Vervolgens heeft hij uit de oorspronkelijke meetgegevens opgetekend in de registers van Krayenhoff voor ieder van de hoe- Bedoeld wordt „een berekening met vereffening der fouten volgens de methode der kleine kwadraten" [16, blz. 2]. rondmetingen driehoeken veelhoeken groep it »h 11 llh n Hl 3 a 45 0".532 93 0".703 31 2".675 b 23 OO O 33 1 ".502 9 3".353 n aantal rondmetingen, driehoeken of veelhoeken Gevormd door driehoeken om een centraal punt. 88 ngt 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 10