lijke arbeid, mij bij U tot eenige verontschuldi
ging zijn, voor de late kwijting van de door mij
op mij genomen taak" [22, blz. 4], [18, blz. 9],
Toen Kaiser voorstelde de nota voorzien van een
inleiding van zijn hand te doen opnemen in de
„werken" der Akademie ontmoette dit bij Cohen
Stuart enige bezwaren [27], Dit was nl. zijn eerste
publikatie na zijn benoeming tot lid van de Akade
mie en hij wilde „niet gaarne debuteren met een
onderzoek, dat zijn waarde bijna uitsluitend ont
leent aan de ongunstige uitkomsten betrekkelijk het
werk van een ander" [28, blz. 1],
In de vergadering van de afd. Natuurkunde van de
Akademie van 28 mei 1864 werd het manuscript
van „De eischen der medewerking" besproken. Be
sloten werd een commissie in te stellen bestaande uit
de leden Dr. M. Hoek, directeur van de sterrewacht
te Utrecht en Dr. F. J. Stamkart, arrondissements
ijker te Amsterdam, met het verzoek te willen advi
seren of publikatie van het onderzoek van Cohen
Stuart gewenst was. Dit advies werd door Stamkart,
mede namens Hoek, uitgebracht in de vergadering
van 25 juni 1864. Het eindigde met de conclusie dat
„het onderzoek van den Heer Cohen Stuart uiterst
belangrijk mag heeten en blijken draagt van met de
meeste onpartijdigheid, zoowel als met de grootste
omzigtigheid ten uitvoer gebragt te zijn" [24, blz.
224],
3.4 Kritiek op het onderzoek van Cohen Stuart
Scherpe kritiek op het onderzoek van Cohen Stuart
kwam van Dr. J. D. van der Plaats in het artikel
„Overzicht van de graadmetingen in Nederland"
dat gepubliceerd werd in het Tijdschrift voor Kadas
ter en Landmeetkunde, jgn. 1889 en 1891 [29], In
dit uitgebreide doch weinig overzichtelijke artikel
wordt een analyse gegeven van het net van Krayen-
hoff en Van der Plaats komt daarbij tot de slotsom
dat het ten onrechte is afgekeurd voor de midden-
europese graadmeting. In een vrij emotioneel be
toog [29, jg. 1891, blz. 109-133] werpt hij zich op
als de verdediger van de „eer" van Krayenhoff en
bepleit hij „cassatie" van het vonnis omdat dit vol
gens hem „partijdig en eenzijdig" is en op „ver
keerde rechtsbeginselen en onjuiste overwegingen"
berust [29, jg. 1891, blz. 109],
De kritiek van Van der Plaats op het onderzoek
van Cohen Stuart wordt weerlegd door de Rijks
commissie voor Graadmeting en Waterpassing* in
een artikel getiteld „De eischen der medewerking
van Nederland aan de internationale aardmeting"
[30]. In dit artikel, goedgekeurd en ondertekend
door de gehele Commissie, t.w. H. G. van de Sande
Bakhuyzen, J. Bosscha, G. van Diesen, A. W. E.
Kwisthout, J. A. C. Oudemans en Ch. M. Schols,
wordt door laatstgenoemde als de eigenlijke auteur
van het artikel uitvoerig ingegaan op het betoog van
Van der Plaats.
De opvatting van Cohen Stuart dat Krayenhoff het
gemiddelde van alle series had moeten nemen wordt
door Van der Plaats niet gedeeld, [29, jg. 1891, blz.
74], Volgens hem had Krayenhoff bij de vereffening
op het „praktisch gevoel" de vrijheid als „denkend
observator" bepaalde series te behouden of te ver
werpen [29, jg. 1891, blz. 83-85],
Aan de berekening van de standaardafwijkingen
volgens de methode der kleinste kwadraten (door
Cohen Stuart toegepast bij zijn onderzoek) hecht
Van der Plaats „niet de groote waarde, die zeer vele
geodeten en astronomen er aan toeschrijven". Ver
volgens schrijft hij: „zoodra het aantal voorwaar
den klein is, heeft de middelbare fout volstrekt geen
betekenis meer: één enkele groote sluitfout maakt
al de andere tot schande [29, jg. 1889, blz. 274],
Van der Plaats is van oordeel dat de methode der
kleinste kwadraten geen „toovermiddel" is waarvan
men „wonderen" kan verwachten hetgeen hem ver
leidt tot de volgende uitspraak:
„Elke verandering in de uitkomsten van waar
nemingen, die niet uit fouten van het instru
ment, uit de wijze van waarnemen enz. wordt
afgeleid, is willekeurig. De methode der klein
ste quadraten is een reglement voor die wille
keur. Dit reglement is noodig om knoeien te
voorkomen; aanbevelenswaardig omdat het
dikwijls tot veranderingen in de richting der
ngt 75
Tngesteld bij K.B. van 20 februari 1879 No. 3 met als taak
voltooiing van de triangulatie en nauwkeurigheidswater
passing van Nederland, aangevangen resp. in 1866 door
Stamkart en in 1875 door Cohen Stuart. Bij de reorganisatie
in 1937 werd de naam gewijzigd in Rijkscommissie voor
Geodesie.
93