vroeger als onvoldoende verworpen metingen van Krayenhoff [48], Van de Sande Bakhuyzen meende toen dat het niet Kaiser geweest kan zijn die Stam- kart als leider van de nieuwe geodetische metingen had voorgesteld. Dit blijkt uit een brief d.d. sep tember 1885 aan Schols, waarin hij schrijft: „Ik zend U hiernevens 3 brieven van Kaiser aan den Minister van Binnenlandse Zaken waaruit blijkt dat Kaiser Stamkart in het geheel niet heeft aangeraden, wel Stuart en later Hoek. Wie aan den minister Stamkart heeft aange raden, weet ik niet. Was het wellicht Stuart? Mij dunkt wij kunnen van deze omstandigheid partij trekken en erop wijzen dat de weten schappelijke dwaling Stamkart aan het hoofd van de triangulatie te plaatsen niet te wijten is aan den raadsman (Kaiser) dien de Minister had geraadpleegd, maar aan de omstandigheid dat de personen die er voor waren aangewezen, de taak niet op zich wilden nemen" [49]. De veronderstelling van Van de Sande Bakhuyzen dat Stamkart niet door Kaiser was aanbevolen be rust waarschijnlijk op het ontbreken van een offi cieel voorstel hiertoe in de correspondentie van Kaiser met de minister. Deze zelfde conclusie kon ook getrokken worden uit de brief van Kaiser aan Baeyer d.d. 21 december 1865 [43] waarin de vol gende passage voorkomt: ,,lch habe bald darauf Herrn Prof. M. Hoek in Utrecht als einen würdigen Stellvertreter des Herrn Dr. Cohen Stuart empfohlen, aber, als ich wahrend einer langeren Zeit nichts weiteres vernommen hatte, erhielt ich ein Schreiben des Herrn Ministers vom 1 Dec. d.J. mit der Mit- teilung dass auch Herr Prof. Hoek die Leitung der geodatischen Arbeiten abgelehnt hatte aber dass mein alter Freund Herr Dr. F. J. Stamkart in Amsterdam, sich diese Leitung hatte gefallen lassen" [43, blz. 1]. Uit de correspondentie tussen Kaiser en Stamkart blijkt echter dat zij vóór 1 december 1865 onderling contact over deze kwestie hebben gehad [45]. Het is daarom niet uitgesloten dat Kaiser de minister onofficieel heeft ingelicht over de bereidheid van Stamkart de leiding van de nieuwe metingen op zich te nemen. Het is ook mogelijk dat de keus van de minister op Stamkart is gevallen omdat hij samen met Hoek een beoordeling van „De eischen der medewerking" aan de Kon Ned. Akademie van Wetenschappen had uitgebracht (zie blz. 93 en [24, blz. 224]). 98 Literatuur 1. J. J. Baeyer, Entwurf zu einer mitteleuropaischen Grad- Messung. In: „Zur Entstehungsgeschichte der europa- ischen Gradmessung" ;bijlage bij „General-Bericht über den Stand der mitteleuropaischen Gradmessung, Ende 1862". Bibliotheek onderafdeling der Geodesie van de Technische Hogeschool te Delft, boekwerk Europaische Gradmessung 1862-1867. 2. J. J. Baeyer, Über die Grosse und Figur der Erde. Eine Denkschrift zur Begründung einer mittel-europaischen Gradmessung. G. Reimer, Berlijn, 1861. 3. J. J. Baeyer, Das Messen auf der spharoidischen Erd- oberflache. Als Erlauterung meines Entwurfes zu einer mitteleuropaischen Gradmessung. G. Reimer, Berlijn 1862. 4. Walter D. Lambert, The International Geodetic Associa tion (Die Internationale Erdmessung) and its Predeces sors. Bulletin Géodésique, 1950, blz. 299-324. 5. M. Kneissl, Festschrift zur Hundertjahrfeier der Inter nationalen Assoziation für Geodasie. Deutsche Geoda- tische Kommission, Munchen, 1963. 6. Archief Rijkscommissie voor Geodesie. Dossier Kaiser, brief No. 1. 7. C. R. T. Krayenhoff, Précis historique des opérations géodésiques et astronomiques, faites en Hoilande, pour servir de base a la topographie de eet état. Staats drukkerij, 's-Gravenhage, eerste uitgave 1815, tweede uitgave 1827. Bij aanhalingen wordt steeds naar de tweede uitgave verwezen. 8. Archief Rijkscommissie voor Geodesie. Dossier Kaiser, brief No. 2 d.d. 23 augustus 1861 van Kaiser aan cura toren van de Leidse universiteit. 9. N. van der Schraaf, Historisch overzicht van het drie- hoeksnet van Krayenhoff. Nederlands Geodetisch Tijd schrift, 1972, No. 4, blz. 71. 10. Archief Rijkscommissie voor Geodesie. Dossier Kaiser, brief No. 4 d.d. 30 september 1861 van curatoren Leidse universiteit aan Kaiser. 11. Archief Rijkscommissie voor Geodesie. Dossier Kaiser, briefNo.l3d.d.24december 1861 van Kaiser aan Baeyer. 12. Archief Rijkscommissie voor Geodesie. Dossier Kaiser, brief No. 30 d.d. 2 januari 1862 van Baeyer aan Kaiser. 13. Archief Rijkscommissie voor Geodesie. Dossier Kaiser, brief No. 3 d.d. 8 juni 1862 van Kaiser aan curatoren van de Leidse universiteit. 14. Annalen der Sternwarte in Leiden. Erster Band, Joh. Enschedé en Zonen, Haarlem, 1868. 15. Archief Rijkscommissie voor Geodesie. Dossier Kaiser, brief No. 42 d.d. 12 januari 1862 van Kaiser aan Cohen Stuart. ngt 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 20