ngt 75 De indruk bestond, dat te weinig behoefte zou bestaan aan de voorgestelde nieuwe richting. Als compromis werd voorgesteld een leerplancommissie ad hoc in te stellen - als een verlengstukje van die van W W - teneinde toch de nodige informatie te verzamelen en een lessentabel e.d. op te stellen; het hiertoe te nemen initiatief van V.M.T.S.-zijde bleef echter uit. Om uit deze impasse te geraken heeft onze Onderwijs commissie voorgesteld een werkgroep in het leven te roepen en deze te belasten met het werk, dat eigenlijk door een leer plancommissie diende te worden verricht. Het resultaat van haar werk kon dan via de leerplancommissie W W naar „boven" worden doorgespeeld. De opdracht aan de werkgroep luidde: Een onderzoek in te stellen naar: 1. de behoefte aan afgestudeerde landmeetkundige M.T.S.- ers 2. de mogelijkheid om een afdeling landmeetkunde in de M.T.S. onder te brengen Voorts voorstellen te doen inzake 3. samenstelling van een outillage-lijst van het instrumen tarium 4. de lerarenbezetting 5. het samenstellen van een lessentabel 6. het samenstellen van een leerplan. Gevraagd werd een interim-rapport uit te brengen in decem ber 1974 en een eindrapport in februari 1975. De werkgroep heeft de haar opgedragen taak met grote voort varendheid binnen de gestelde termijnen vervuld, waarvoor haar alleszins dank toekomt. De bovengestelde zes punten in hoofdzaken nagaand kan het volgende worden opgemerkt ad IDe werkgroep conformeert zich aan de mening van de Onderwijscommissie, uitgesproken in de meergenoemde februari-nota, dat jaarlijks een behoefte zou bestaan aan 100 afgestudeerde M.T.S.ers; het kadaster-aandeel bedraagt dan 60. De werkgroep geeft aan, dat de huidige dienstopleidingen (C.T.O. en MD/RWS) tezamen een jaarlijkse overheids investering vergen van ongeveer vijf miljoen gulden. Om na vier jaar 100 M.T.S.ers af te kunnen leveren zou - volgens ervaringscijfers - de cursus met 200 gegadigden moeten aanvangen. In de aanloopperiode zal een start met minder (ongeveer 100) verantwoord zijnuiteraard moeten de bestaande opleidingen ook de gelegenheid behouden tot af bouw te geraken. Aanbevolen wordt de werving ter hand te nemen aan de M.T.S.en te Amsterdam, Arnhem, Breda, Groningen en te Hengelo. De voorgestelde landelijke spreiding is zinvol, omdat hier door de thans nog niet te schatten regionale belangstelling voor de nieuwe opleiding het beste tot uitdrukking kan komen. Deze kan nl. sterk afhankelijk zijn van het wervings- gebied. Op te merken valt dat de aan het ministerie opgeld doende mening, als zou met twee scholen kunnen worden begonnen, in dit verband niet zo logisch lijkt. ad 2. Informatie van de zijde van de inspectie en het mini sterie hebben de werkgroep tot de overtuiging gebracht, dat voorlopig slechts gewerkt kan worden aan een differentiatie landmeten bij de afdeling W W. Ten departemente wordt gesteld, dat specialisatie binnen het M.T.O. maatschappelijk niet verantwoord is; hiermee zijn geen goede ervaringen op gedaan; specialisatie dient bij bedrijf of dienst te worden op gedaan. Bekend is dat onze Onderwijscommissie voorkeur heeft voor een aparte afdeling, dit omdat slechts in dat geval waarborgen aanwezig zijn, dat ons vak op voldoende niveau wordt gedoceerd. Een start via een differentiatie is uiter aard goed mogelijk, mits wordt gelet op het aantrekken van ter zake bevoegde leerkrachten. De landmeetkunde is in feite geen specialisatie van een ander vak! ad 3. De werkgroep becijfert het benodigde instrumentarium per school op 68.000,Gezien de voorgestelde aantallen (b.v. 12 rekenmachientjes, 2 theolieten) is te verwachten, dat bij volledige bezetting van de klassen de outillage aanvulling zal behoeven. ad 4 en 5. Hier komt uiteraard tot uitdrukking, dat land meten als een onderdeel van een ander vakgebied moest wor den gezien. Het eerste leerjaar is dan gezamenlijk voor WW, B en LM. De differentiatie leidt dan niet tot een aangepast lessenpakket; gegeven: 14 uur algemene vakken, 17 uur WW B, 1 uur LM en 1 uur LM practicum. In het tweede jaar komt de richting LM wel duidelijk naar voren. Gegeven: 11 uur algemene vakken, daarnaast slechts 3 uur van het lessenpakket WW. De overige 19 uur zijn ge heel op ons vakgebied afgestemd, waaronder 2 uur bedrijls- kunde (o.a. kadaster) en 1 uur cultuurtechniek (o.a. r.v.k.). Over het derde jaar geeft het rapport de informatie, dat dit voorshands het praktijkjaar zal zijn en dat de helft van de stagetijd bij het kadaster dient te worden doorgebracht, zowel bij de boekhouding, de binnendienst als de buitendienst. Hieruit valt af te lezen, dat het wel degelijk de bedoeling is via de M.T.S. ook functionarissen voor de tekenkamers en administratie te kweken. Globale beoordeling van het leer plan kan echter leiden tot de indruk dat de nadruk wordt ge legd op velddienstwerkzaamheden. De lessentabel voor het vierdejaar geeft aan: 7 uur algemene vakken, 12 uur LM (incl. 4 uur practicum) 3 uur bedrijfskunde (o.a. recht en adm.), 2 uur tekenen en 6 keuze-uren, die 3 uur r.v.k. landinrichting en 3 uur tekenen kunnen omvatten. In het totaal komt het hierop neer, dat de M.T.S.er WW met richting LM gedurende de twee richtinggevende jaren - afge zien van het praktijkjaar - van de verplichte 63 x42 lesuren (42 lesweken per jaar) maximaal 38x42 lesuren in de speci fieke landmeetkundige sfeer kan volgen. Wanneer dit laatste aantal wordt gesplitst naar binnendienst- en velddienstactivi teiten blijkt, dat de opleiding voor 840 uur op rekenen, tekenen en administratie is gericht en voor 672 uur op het meten. Ter vergelijking met de C.T.O.-opleiding moge hier volgen, dat daar gedurende één jaar 450 uren worden besteed aan rekenen, 675 uren aan tekenvaardigheid en 135 uur aan recht en administratie. Daarnaast nog 450 uren aan het opmaken van de zg. metingsstukken. Hoewel de verdeling van de lesuren over de diverse vakken op de M.T.S., dus bepaald niet wijst op opleiding van een opzichter (veld 672 uur op een totaal van 1512) is het, gezien de tijdsbesteding aan het C.T.O., begrijpelijk dat de directie van het kadaster haar twijfels heeft met betrekking tot de directe inzetbaarheid van de afgestudeerde M.T.S.er. Van die zijde wordt voorzien, dat de nieuwe man nog een stuk interne begeleiding zal moeten worden meegegeven al vorens hij in staat is te fungeren zoals de huidige C.T.O.-er. Dit laatste past echter geheel in de filosofie van de onderwijs deskundigen: geen specialisten opleiden! De voordelen van de breder en beter algemeen opgeleide man mogen hierbij niet worden onderschat. Welke kwaliteiten de M.T.S.er zal meebrengen, zal groten deels afhangen van de lerarenbezetting. Op dit punt zal de ontwikkeling kritisch moeten worden gevolgd; aan M.T.S.- zijde moet de mening nog worden gevormd, dat voor het spe cifieke doel landmeetkundigen moeten worden aangetrokken op M.O.- en H.T.S.-niveau, desnoods in part-time, en dat het vak LM er niet even kan worden „bijgedaan", ad 6. Het leerplan is de omschrijving van de te geven vakken. Dit was voor het eerste (brug)jaar, gemeenschappelijk voor WW, B en LM, volledig een gegeven. 101

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 23