Berichten ngt 75 Algemene vergadering van de Nederlandse Vereniging voor Geodesie op 30 mei 1975 om 16.00 uur in de Aula van de Technische Hogeschool te Delft Agenda 1. Opening 2. Ingekomen stukken en mededelingen 3. Verslag van de algemene vergadering van 10 mei 1974 (zie N.G.T. september 1974) 4. Verslag van de secretaris ingevolge art. 18 H.R. (zie N.G.T. mei 1974) 5. Verslag van de penningmeester ingevolge art. 23 H.R. (zie N.G.T. mei 1974) 6. Verslag van de Kascommissie 1974 7. Benoeming Kascommissie 1975 8. Bestuurssamenstelling Volgens rooster zal ir. J. Polman aftreden als secretaris. Het bestuur stelt als kandidaat voor het bestuurslid maatschap ir. J. K. B. Sonnenberg. Tegenkandidaten kunnen schriftelijk bij de secretaris worden ingediend door tenminste 5 leden. 9. Begroting 1975 10. Onderwijscommissie 11. Eerste Lustrum 12. Rondvraag 13. Sluiting ir. J. Polman secretaris OVERLEDEN Op 29 maart jl. is te Doorn op 85-jarige leeftijd overleden C. J. A. von Frijtag Drabbe, oud-directeur van de Topo grafische Dienst. ADVISEURSCHAP Ir. S. Rienstra is adviseur geworden van de Geo-Meetdienst te Spakenburg. VERSLAG F.I.G.-CONGRES De in het aprilnummer aangekondigde verslagen van de commissies 8 en 9 zullen in een volgend nummer worden opgenomen. T.H.-ZOMERKAMP Het jaarlijkse T.H.-zomerkamp vindt dit jaar plaats van 16 juni tot en met 4 juli, op het terrein en in de schuur van H. Hofmans, Driehoek 6, Oploo (N.B.). Ook dit jaar zal er een open avond gehouden worden en wel op donderdag 26 juni. Iedereen die het kamp wil bezoeken en aan de avond wil deelnemen is vanaf plm. 8 uur van harte welkom. De secretaris van de zomerkampcommissie, H. J. Krijnen VERSLAG STUDIEBIJEENKOMST „NUMERISCHE PHOTOGRAMMETRIE" TE STUTTGART Inleiding Van 29 tot 31 januari 1975 werd door het Fort- und Weiter- bildungszentrum Technische Academie Esslingen voor de derde maal sinds 1971 een cursus georganiseerd over nume- rische fotogrammetrie onder het motto „Weitere Genauig- keitssteigerung". De leiding berustte bij Prof. F. Ackermann hoofd van het Instituut voor Fotogrammetrie te Stuttgart. De onderwerpen hadden betrekking op onderzoeken verricht aan de Universiteiten van Stuttgart en Wenen. Twee hoofd thema's scheidden zich af - nauwkeurigheidsverhoging van blokvereffeningen door het compenseren van systematische fouten, - verdere ontwikkelingen op het gebied van de digitale terreinmodellen. Hieronder volgt een greep uit de voordrachten. Voordrachten De eerste bijdrage, van H. Klein, betrof het gebruik van statoscoop- en APR-gegevens. Deze gegevens werden door Klein simultaan vereffend met een onafhankelijke-modellen- hoogtevereffening. Per strook werden extra parameters voor hoogte en helling van het isobarisch referentievlak ingevoerd. Twee testblokken - één met statoscoop- en één met radar APR-gegevens - bleken duidelijk betere resultaten te geven dan tot nu toe het geval was bij een afzonderlijke voor- vereffening van de hulpgegevens. Vooral voor kleinschalige karteringen zou deze methode interessant kunnen zijn omdat met minder hoogtepaspunten volstaan kan worden. De in het testblok Oberschwaben gevonden intrigerende, theoretisch onverklaarbare, verslechtering der hoogteveref fening van SGH- t.o.v. GH-opnamen, was de aanleiding voor een onderzoek van E. Stark om de invloed van camera's met verschillende cameraconstanten op de modelcoördinaten te onderzoeken. Zijn bevindingen bleken te weinig aansluiting te geven met bestaande onderzoeken en theorieën om vraag tekens uit de weg te kunnen ruimen. M. Schilcher hield een voordracht over het optreden van systematische fouten in het blok Oberschwaben. Hij had de restfouten onderzocht die na vereffening volgens de methode der onafhankelijke modellen optraden in de modellen en de projectiecentra. Prof. H. Ebner hield zich vervolgens bezig met de vraag hoe deze systematiek in het wiskundig model onder te brengen.* Hij volgde de aan populariteit winnende methode waarbij extra onbekenden worden ingevoerd die tevens als waarnemingen optreden. Ebner koos voor de planimetrie 2 blokinvariante en 2 strookinvariante para meters, voor de hoogte 3 blokinvariante parameters. Toege past op het blok Oberschwaben bleek voor GH- en SGH- opnamen de aansluiting aan de terrestrische coördinaten (planimetrie) een factor twee te verbeteren. De interne precisie steeg echter veel minder. De extra hoogteparameters hadden bij 20% dwarsoverlap nauwelijks enig effect. Prof. F. Ackermann gaf een overzicht van de resultaten van het project Appenweier.* Op initiatief van het Landes- vermessungsamt Baden-Württemberg werd in 1973 een gebied van 9x10 km gevlogen met als doel het derde orde trigonometrische net te verdichten tot ruim 1 punt per km'-. De veelheid aan resultaten door viervoudige bevlieging, wel en niet gesignaliseerde verbindingspunten, glas/film, etc., laat zich hier niet bespreken. Drie voordrachten waren gewijd aan de verwerking van digitale terreinmodellen tot hoogtelijnenkaarten. W. Stanger besprak de ervaringen met een rekenprogramma van de TU Stuttgart. E. Assmus ging in op de mogelijkheden ter „ver fijning" der hoogtelijnen door het beschrijven van grillige terreinstructuren (breukvlakken e.d.). Prof. K. Krans kwam met cijfers over digitaal en fotogrammetrisch vervaardigde hoogtelijnen op schaal 1:2500. Hij concludeerde dat voor gebieden met hellingen tot 20% de digitale methode minstens gelijkwaardig is aan de fotogrammetrische uitwerking. Kraus ging tevens in op de toekomstmogelijkheden der digitale techniek, met name de koppeling aan een databanksysteem. E. Kolk Zie Bildmessung und Luftbildwesen, 6/74. 103

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 25