jl 23* W
kunnen worden uitgevoerd [15, biz. 2], Cohen
Stuart was volgens Kaiser ,,een man van grooten
ijver en uitstekende talenten, die bepaaldelijk de
Geodesie tot een voorwerp zijner diepe studie
stelde" [13, blz. 7], In zijn antwoord d.d. 18 januari
1862 [16] toonde Cohen Stuart zich onmiddellijk
bereid de gevraagde medewerking te verlenen. De
noodzakelijkheid van een herberekening zal echter
„eerst bij een grondige kennisneming van al de
voorhanden gegevens kunnen blijken" [16, blz. 2]
waarna hij vervolgt met:
„Bestaat die noodzakelijkheid, - omtrent de
wenselijkheid is bij mij geen twijfel, - zoo durf
ik toch niet, bij gemis aan alle ondervinding
de onderstelling van den Generaal Baeyer dat
die taak twee personen gedurende eenige jaren
zou bezig houden, overdreven achten" [16,
blz. 2],
Indien mocht blijken dat een herberekening inder
daad noodzakelijk is, dan is Cohen Stuart bereid
deze taak op zich te nemen. Hij is echter van oordeel
dat diegene „die de berekeningen leiden zal, zich
éérst in de zaak, in haar geheelen omvang, zooveel
mogelijk t'huis gemaakt hebbe, opdat hij wel wete
wat hij wil" [16, blz. 2].
De mogelijkheid bij deze herberekening leerlingen
van de Kon. Akademie in te schakelen acht hij
gering. In zijn brief van 18 januari 1862 vindt men
hierover:
„Wat betreft het denkbeeld dat de berekeningen
door een paar mijner leerlingen onder mijn lei
ding zouden kunnen worden volbragt, moet ik
opmerken dat zij die hier hunne studiën willen
bij houden, over weinig vrijen tijd kunnen be
schikken, en bovendien de meesten te zeer ver
langen om hun practische loopbaan in te gaan,
om, voor dergelijk werk, van die zijde, op af
doende hulp te kunnen rekenen; tenzij dan van
minder bemiddelden, tegen een welkome toe
lage" [16, blz. 2].
3 Cohen Stuart's onderzoek van het driehoeksnet
van Krayenhoff
3.1 Levensbeschrijving Cohen Stuart
De hieronder volgende bijzonderheden zijn ontleend
aan zijn „Levensberigt", opgenomen in het jaarboek
van 1879 van de Kon. Ned. Ak. van Wetenschappen
en geschreven door ir. G. van Diesen, een jaar
genoot van hem tijdens zijn studie aan de Kon.
Akademie te Delft [17],
Lewis Cohen Stuart werd op 11 juli 1827 te 's-Gra-
venhage geboren als het zesde van een gezin van
negen kinderen. Zijn vader, James Cohen Stuart
(1785-1857), was inspecteur-generaal van de Regis
tratie en Loterijen. Zijn eerste scholing ontving
Lewis, evenals zijn oudere broers en zusters, van
een huisonderwijzer (J. G. F. Estré), die „als gouver
neur met zijne uitstekende gaven van opvoeder de
ouders terzijde stond" [17, blz. 40]. Na 1840, toen
het gezin zich weer in Den Haag vestigde (van 1830—
1840 bewoonde het de buitenplaats Eijkenduijnen)
bezocht Louis een dagschool doch het onderwijs
dat hij daar ontving was „op verre na niet zoo
grondig als zijne oudere broeders hadden genoten,
werd bovendien zijn zin voor wis- en natuurkundige
studie niet bevredigd, en deze zin werd ook te huis
weinig aangemoedigd" [17, blz.42]. Blijkbaar werden
de intellectuele capaciteiten van Louis minder hoog
aangeslagen dan die van twee oudere broers die
„wegens hun uitstekenden aanleg" bestemd waren
voor de akademische studie. Dit vergde echter „een
zoo aanzienlijk deel van het beschikbare vermogen,
dat het raadzaam scheen voor Louis, die toch niet
zoo goed onderlegd was en wiens studie de offers
welligt niet loonen zou, de minder kostbare opleiding
tot eene ambtelijke betrekking te kiezen" [17, blz.
42], Zodoende werd hij na het verlaten van de dag
school geplaatst op een „bureau in comptabiliteits-
zaken". Zijn proeftijd doorstond hij met „zoo
weinig lust en berusting" dat besloten werd advies
te vragen aan zijn vroegere leraar in de wiskunde
welke kans Louis zou hebben te slagen voor het
eerstvolgende toelatingsexamen van de Kon. Aka-
»V
L. Cohen Stuart
J. J. Baeyer
ngt 75
85