sluiting van het Duitse net aan het Amsterdamse peil. Om reden van nationale trots werd besloten deze meting op korte termijn zelf uit te voeren. Uit wetenschappelijk en praktisch belang stelde Cohen Stuart echter voor deze waterpassing uit te breiden tot een landelijke waterpassing ter verkrijging van een primair net van hoogtemerken van geheel Nederland. Midden in dit werk overleed hij op 24 juli 1878 na een ziekbed van slechts één dag. Zijn latere loopbaan heeft dus afdoende bewezen hoe verkeerd hij in zijn jeugd beoordeeld was. Zijn wetenschappelijke verdiensten werden erkend met een eredoctoraat van de Leidse Hogeschool (1863) en een lidmaatschap van de Natuurkundige Afde ling van de Kon. Ned. Ak. van Wetenschappen (1864). Het Kon. Instituut van Ingenieurs, waarvan hij in 1850 lid was geworden, heeft hij enige tijd gediend als bestuurslid. Om de vraag te kunnen beantwoorden of een her berekening van het driehoeksnet van Krayenhoff noodzakelijk was moest Cohen Stuart eerst onder zoeken of de metingen voldeden aan de nauw- keurigheidseisen als vastgesteld in de eerste in 1862 te Berlijn gehouden bijeenkomst van de „Mittel- europaische Gradmessung". In het protocol van deze bijeenkomst vindt men hierover het volgende: „Bis zu welcher Fehlergrenze dürfen die alt er en Triangulationen benutzt werden. Von den Herren Astronomen wurde der durch- schnittliche Fehler einer Polhöhen-Bestimmung auf Secunde geschatzt. Eine Secunde im Meridianbogen zahlt etwa 16 Toisen, Secunde in runder Summe 5 Toisen. Nimmt man an, dass astronomische Bestimmungen in Entfer- nungen von 100,000 Toisen vorhanden sind, oder ausgeführt werden, so würde der Fehler der astronomischen Bestimmungen auf 100,000 Toisen 5, also 1/20000 der Lange, betragen. Da die neuen Triangulationen mit viel kleineren Fehlern behaftet sind; auf der anderen Seite aber die Unmöglichkeit vorliegt, alle alteren zu erneuern, so kam man überein, die oben für die astronomischen Bestimmungen gefundene Fehlerhaftigkeit d.h. 1/20000 der Lange als die Grenze anzusehen, bis zu welcher tiltere Tri angulationen benutzt werden können. Dreiecksketten genügen, in denen die Fehler in der Summe der drei Winkel der Dreiecke drei Secunden nicht, oder doch nur in Aus- nahme-Fallen übersteigen" [18, blz. 19], [19], Hoewel Cohen Stuart van oordeel was dat deze laatste eis „doelt op het geval, dat men slechts eene enkele keten van driehoeken ter verbinding van de sterrekundig bepaalde punten bezigt, en dat, indien de metingen een geheel veld van driehoeken vor men, - zoo als die van den Generaal Krayenhoff, - eene geringere naauwkeurigheid der gegevens, door hun grooter aantal zou kunnen vergoed worden" [18, blz. 20] hield hij zich bij zijn onderzoek aan bovengenoemde richtlijn. Op de „Erste allgemeine Conferenz" van de „Mitteleuropaische Gradmes sung" die in oktober 1864 in Berlijn werd gehouden werden deze eisen echter verzacht om te voorkomen dat „ganze Vermessungs-Gebiete durch zu strenge Anforderungen" zouden moeten worden uitge sloten. Besloten werd toen dat „alle Angaben von Richtungen und Langen - es ist selbstverstandlich dass jedes Dreieck eine hinreichende Controle haben muss - deren wahrscheinliche Fehler resp. 1 Bogensecunde 1/25000 nicht übersteigen, für den Zweck der mitteleuropaischen Gradmessung unbe- dingt brauchbar sind" [20, blz. 37], Over de nauw- keurigheidseis van 3 secunden in de sluitterm van de driehoeken werd toen niet meer gesproken. Na dat Dr. P. A. Hansen, directeur van de sterrewacht te Gotha, tijdens de in 1867 te Berlijn gehouden tweede algemene conferentie had aangetoond dat de middelbare fout van triangulaties groter was dan men steeds had aangenomen, werd besloten de eis van 1/25000 voorlopig los te laten en later „für diese Zahl eine neue nach den letzten Untersuchen zu substituiren" [21, blz. 151], Cohen Stuart begon zijn onderzoek met het nauw keurig bestuderen van Krayenhoflf's Précis histori- que [7], Van de 163 in Tableau II (Tableau primitif des Triangles) opgenomen driehoeken vertonen slechts vijf driehoeken een grotere sluitterm dan 3 secunden (waarbij echter in aanmerking genomen moet worden dat 15 driehoeken niet vol waren ge meten). Een vergelijking van de waarden van de 3.2 Het onderzoek ngt 75 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 9