Honderd jaar nauwkeurigheidswaterpassing A. Waalewijn 1 Inleiding De eerste Nederlandse nauwkeurigheids waterpassing werd gemeten in de jaren 1875-1885; het werk is thans dus honderd jaar geleden begonnen. Weliswaar was reeds door Krayenhoff in het begin van de 19e eeuw (1797-1812) een uitgebreide water passing over geheel Nederland uitgevoerd, doch deze meting kan in het licht van de huidige maat staven niet tot de nauwkeurigheidswaterpassingen worden gerekend. De waterpassing van 1875-1885 voldoet echter ge heel aan de ook thans nog te stellen eisen, zodat wij met recht mogen spreken over de eerste nauwkeurig heidswaterpassing. De aanleiding tot de waterpassing was een verzoek in 1874 van de Duitse Regering aan de Nederlandse Regering om vergunning te verlenen aan de Prui sische geodeet generaal Baeyer zijn waterpassing (ten behoeve van de graadmeting) te mogen voort zetten van Salzbergen* tot Amsterdam, ter verbin ding met het van ouds bekende Amsterdamse Peil (A.P.). „Onze Regering deed meer en beter dan dit" stelt Cohen Stuart in 1877 in zijn voordracht voor het Koninklijk Instituut van Ingenieurs [1, blz. 1]; in plaats van de gevraagde vergunning te verlenen bood zij aan de desbetreffende verbinding zelf te doen waterpassen en voorts om een net van water passingen over geheel Nederland te zullen meten. Deze waterpassing werd opgedragen aan Prof. Dr. L. Cohen Stuart, directeur van de Polytechnische School te Delft, aangezien Prof. Dr. F. J. Stamkart (volgens Cohen Stuart „als aangewezen voor die taak") te zeer bezet was met de triangulatie ten behoeve van de graadmeting. Nog voor het einde van 1874 werd gevraagd om de Nederlandse waterpassing niet alleen bij Salzbergen doch ook bij Venlo aan de waterpassing van de Pruisische Landes-Aufnahme aan te sluiten, spoedig gevolgd door eenzelfde verzoek ten aanzien van aansluitingen bij Denekamp en Nieuwe Schans. De metingen konden, na de nodige voorbereidingen, in de zomer van 1875 beginnen. 2 Instrumenten en methoden De gebroeders Caminada te Rotterdam vervaardig den naar de hun gegeven aanwijzingen de voor het werk benodigde waterpasinstrumenten [1, blz. 3], Een aantal van deze instrumenten is bewaard ge bleven; zover mij bekend no. 1 bij de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, nos. 5 en 7 bij het Laboratorium voor Geodesie van de Technische Hogeschool en no. 4 in het Rijksmuseum voor de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen te Leiden (bruikleen Sterrenwacht). Het reversieniveau met hoekwaarde 6" is vast ver bonden aan de kijkerbuis; diametraal tegenover dit niveau is een contragewicht aangebracht dat tevens een thermometer bevat. De kijker kan tezamen met de vorken aan een speciale scharnierende beugel van het onderstel worden gelicht (figuur I). Door deze constructie was het mogelijk om het essentiële gedeelte van het instrument door de waarnemer zelf te laten vervoeren; het statief met het instrument-onderstel werd door een helper van de ene opstelling naar de andere verplaatst. De spiegel boven het niveau diende met een extra ver deling op de glazen beschermingsbuis voor een nauwkeurige, parallaxvrije aflezing van de bel-uit- einden. Eén van de stelschroeven is dubbel uitgevoerd met een tweede, extra fijne, schroefdraad. Deze schroef (de meest linkse in figuur 1) werd gebruikt als Salzbergen ligt ongeveer 30 km ten oosten van Oldenzaal. Fig. I. Waterpasinstrument, gemaakt door de gebroeders Caminada 126 ngt 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 24