voort te zetten en zoo ja, welke daartoe de beste weg zal zijn" [5, blz. 258], Dit was mede aanleiding tot de oprichting van de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing in 1879. De Rijkscommissie droeg de zorg voor de water passing op aan een subcommissie bestaande uit de leden Prof. Dr. H. G. van de Sande Bakhuijzen en G. van Diesen. Van de Sande Bakhuijzen was hoogleraar in de astronomie aan de Rijksuniversiteit te Leiden, tevens directeur van de Sterrenwacht; hij werd met de rechtstreekse leiding van de waterpassing belast [6, 1881 blz. 3] en het „hoofdkwartier" van de waterpassing verhuisde van Delft naar de Sterren wacht te Leiden. G. van Diesen, een jaargenoot van Cohen Stuart, was destijds Hoofdingenieur van de Waterstaat in Zeeland, later werd hij belast met het beheer der grote rivieren. Zoals reeds in paragraaf 2 vermeld was de leiding van elke meetploeg in handen van een jong civiel- ingenieur, bijgestaan door twee oudste-jaars studen ten „die gaarne hun zomervakantie geheel of ge deeltelijk daarvoor ten beste gaven" [1, blz. 5], Als gevolg hiervan was het meetseizoen nagenoeg beperkt tot de vakanties van de Polytechnische school, ruwweg van half juli tot begin oktober [6, 1881 blz. 5], Afhankelijk van het beschikbare per soneel werden 2 of 3 meetploegen geformeerd; slechts een enkele maal gelukte het om een vierde meetploeg in te schakelen (o.a. in 1882). Blijkbaar waren er aanvankelijk 4 instrumenten beschikbaar, want in 1880 werd „een vijfde waterpasinstrument, geheel gelijk aan de vorige", bij Caminada gekocht [6, 1880 blz. 7], De gemiddelde voortgang bedroeg ongeveer 3 km per dag [6, 1879 blz. 10] hetgeen, zeker gezien de tamelijk omslachtige meetprocedure een goede pres tatie mag worden genoemd. Het korte meetseizoen en de sterk wisselende be zetting van de meetploegen werkte echter remmend op de totale voortgang van het werk. Een aantal namen van medewerkers zijn ons bekend door de voordracht van Cohen Stuart in 1877 [1, blz. 5] nl. de ingenieurs J. Schroeder van der Kolk, C. Lely, A. P. Melchior, J. G. Mets en C. R. J. ngt 75 Kallenberg van den Bosch, alsmede de landmeter J. Eekhof. Voorts vermeldt het verslag van de Rijkscommissie [6, 1879 blz. 8] de ingenieurs J. Böhtlingk, F. Dof- fegnies, P. A. Melchior en J. van Heurn, alsmede de studenten H. Wortman, A. J. Schelling, N. W. van Doesburgh, F. J. W. van Rossum en H. G. C. van Dorp. Van deze medewerkers (er zijn er veel meer geweest) heeft vooral Lely in later jaren een grote rol in de Nederlandse samenleving vervuld. Een gedeelte van bijgaande foto (figuur 4), wel willend ter beschikking gesteld door de familie Lely, werd eerder gepubliceerd door Jansma [7, blz. 16].* We zien de waterpasploeg van ingenieur Lely (met lichte hoed) in september 1875 bij Amsterdam. Men lette op de kleding van de studenten (ter weers zijden naast Lely), de meetattributen, het vergroot glas dat de belaflezer in de linkerhand houdt en de kar met opschrift „Rijkshoogtemeting". Jansma citeert in zijn boek uit een opstel van Van Sandick gepubliceerd in „Woord en Beeld" van november 1899 [7, blz. 18] over Lely: „Een eigen aardig werkje waren de nauwkeurigheidswater passingen die hij daarbij deed door de stad Am sterdam Zij werden verricht, konden slechts verricht worden, tussen 's nachts half drie en zes, waarbij dan de waterpassende ingenieur met zijn helpers, instrumenten, baken en lantaarns, soms niet weinig bekijks hadden, eerst van dronken menschen die naar huis zwaaiden, later van vroeg opstaanden, die naar hun werk gingen". Behalve als waarnemer in de jaren 1875 en 1876 heeft Lely naderhand nog een belangrijke rol ge speeld in de waterpassing. In 1881 werd hij weder om bij de waterpassing aangesteld, nu voor het Fig. 4. Foto van een waterpasploeg Ir. G. H. te Kronnie vestigde mijn aandacht op deze publikatie. 129

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 27