Omdat standplaatscoördinaten „en passant" wor
den verworven, is behoud van standplaatsen ook
niet zinvol meer; dit is een voordeel in het bijzonder
voor spoorwegmetingen, want de verstoringskans
van opstelbare grondslagpunten is op spoorbanen
zeer groot; bovendien zijn vaste standplaatsen in de
buurt van opstelsporen zelden bruikbaar op het
moment, dat je ze nodig hebt.
4.2 De keerzijde van de medaille
Dit wil ik u illustreren aan de hand van figuur 7.
Links ziet u het „klassieke stramien van werken":
gegeven zijn „aansluitpunten" (reeds in coördina
ten bekend). Dan vindt plaats: grondslagverdich
ting, meting en vereffening, ter bepaling van stand
plaatsen voor een tachymeter, of knooppunten van
een meetlijnennet. Hier eindigt de „puntsbepaling"
en begintdetailmeting of kartografie, dal is
in wezen hetzelfde. (Vooral als we de instrumentatie
beschouwen: steekpasser, driehoek en transversaal-
schaal als analoog spiegelbeeld van jalon, prisma
en meetband).
Latere detailmetingen vinden zo mogelijk plaats
vanuit dezelfde grondslagpunten. Rechts zien we de
gang van zaken volgens 4.I. Gegeven zijn de aan
sluitpunten (dat wil zeggen: bij voorkeur boven
grondse, natuurlijke punten, weliswaar niet opstel-
baar, maar met alle voordelen van dien nu er toch
gekozen is voor het systeem van vrije standplaatsen).
Er vindt detailmeting plaats van „deelbestand 1",
standplaatsen worden niet gearchiveerd, en sum
mier verzekerd hoogstens voor de duur van de
meting.
Later: detailmeting van een „deelbestand II", een
mutatie, of andere objecten, waarvoor in principe
andere standplaatsen optimaal zijn.
De deelbestanden I en II worden in beide gevallen
op een of andere wijze samengevoegd, tegenwoordig
misschien in de vorm van een gecodeerde coördi-
1
1
7~T
natenlijst in een bestand. Maar hier rijst het pro
bleem: we zien in één oogopslag dat de relatie
tussen de deelbestanden bij de nieuwe gang van
zaken in principe zwakker is dan bij de oude!
Om dit effect te compenseren, staan drie middelen
ten dienste,
1. (verbetering van) de kwaliteit van de aansluit
punten. dus: kwaliteitsbeheersing van de grotere
grondslagen waardoor deze aansluitpunten be
paald worden.
2. simultane meting van grondslagverdichting en
detailpunten vermindert de invloed van de stan
daardafwijking van de centrering (daartoe had
den we toch al besloten!)
3. kwaliteitsbewaking van de verdichtingsmeting,
dus van het net dat gevormd wordt door de rela
ties tussen standplaatsen en aansluitpunten.
Hiertoe hebben wij het verwerkingssysteem uit
gerust met de berekening van grenswaarden en
toetsgrootheden volgens de B-methode [1],
Het is overigens de vraag, of compensatie van het
bij 4.2 geconstateerde relatieverlies altijd voldoends
is; aan het gebruik van gesloten digitale verwerkings
ketens zijn enkele aspecten verbonden die in dit vlak
te denken geven. Ten eerste geldt, dat „kleine
fouten" in dit soort processen belangrijk zijn, omdat
de output van het proces (gecodeerde coördinaten-
paren) in een databank niet uitsluitend gebruikt
worden voor kaarteringdoch ook voor operaties
als sorteren en onderling vergelijkenin verband o.a.
met de modelgrens- en bladgrensproblematiek.
Anderzijds geldt, dat hoe beter de kwaliteit, des te
minder niet-gecorrigeerde modelgrenzen zichtbaar
zijn.
Aansluit punt
Standplaats
Richting Lengte
- - Richting
StPl. z
13.2
(Hoek van
gebouw)
Stpl. 1
Stpl. 3
1e dag StAndpIz&ts Standpln. 7. en 3 hog niet verkend.
22 da.«g -Standplaats 2. MeetA5sistent «gaat vne t prisma maan
aansluitpunt 12.1 en laat daar jalon achter.
Standplaats 3
Fig. 6. Verdichtingsgrondslag detailmeting
Aansluitpunten
(R.D. PTfl
Meting GRONDSLAG
Metini/
grondslag
meting
GRONDSLAG
Standplaatsen
Standplaatsen
Standplaatsen
DETAIL METtrlG DETAiLMETinG
Aansluit Punten
(R.D.ptm)
DÊTfllLMETiNG
OETAtLMETlHG
DEEL H
DETAILPUNTEN
DETAlLPUHTEN
DETAILPUNTEN
DETAILPUNTEN
DEEL I
DEEL II
DEEL I
DEEL H
Fig. 7. Oude en nieuwe werkwijze detailmeting
4.3 Compensatie
110
ngt 75