Berichten Een van de andere grondideeën is kennelijk geweest in be ginsel alleen naar duitstalige literatuur te verwijzen. In het Literaturverzeichnis vindt men (blz. 271-272) nog wel een doodenkel frans of engels handboek, maar verder niets. Ik vind dat in een modern boek voor toch vrij ontwikkelde lezers een beetje bedompt. Men krijgt nu te veel het idee dat er alleen in „Middeneuropa" over kartografïe geschreven wordt. Aanwijsbare fouten komen in „Kartographie I" zo goed als niet voor, voor zover ik heb kunnen nagaan. Een zinnetje als (blz. 221): „Die erste Isobathenkarte wird dem Feldmesser P. Bruinns zugeschrieben (7-Fuss-Tiefenlinie des Spaarne- flusses in Haarlem 1584") is niet feilloos: Pieter Bruins.? of Bruinsz maakte wel degelijk zijn langzamerhand algemeen erkende kaart met de vroegst bekende dieptelijnen ter wereld, maar dat is een kaart van het gehele Spaarne, waarop in Haarlem juist geen dieptelijnen voorkomen. (Vgl. „Kaart- bulletin" no. 34, december 1973. Arthur H. Robinson: „De afstamming van de isopleet, blz. 5-16, ihb. blz. 7 en 14—16.) Maar men mag een kleinzielige vitter heten wanneer men in een nier a boire als Kartographieover zulke kleinigheden valt. Bovendien zijn deze oneffenheden bepaald niet sympto matisch voor de nauwkeurigheid van Hake's werk. En dat men bij de vele honderden beknopte definities in een enkel geval een vraagteken zet, wie zal dat verbazen? („Tiefen- linie oder Isobathe: eine Nineaulinie unterhalb der Bezugs- flache", blz. 220-221). Te weinig m.i. verwijst de schrijver per onderwerp naar andere belangrijke werken: in het hele vierde hoofdstuk over „Merkmale und Mittel Kartographischer Gestaltung" (blz. 163-198) komt de naam Bertin niet voor, noch in het register, ofschoon diens meesterlijke „Semiologie graphique" toch blijkens het Literaturverzeichnis in het duits vertaald is, nota bene bij dezelfde u'tgever die de Sammlung Göschen publiceert. In het stuk over reliëfvoorstelling (blz. 213-237) vindt men nergens dat het boek hierover door ene Imhof geschreven is. („Kartographische Gelandedarstellung". Berlin 1965. 425 blz., barstensvol uitnemende illustraties, net als Bertin trou wens.) Het boek van Hake zou m.i. bepaald nog beter zijn als achter de hoofdstukken een desnoods zeer beknopte ver wijzing te vinden zou zijn naar de allerbelangrijkste of de aardigste of leesbaarste werken voor verdere studie, duitse en engelse bijvoorbeeld. Wilhelmy heeft dat in zijn „Stichwor- ten" beter gedaan. Dat „Kartographie I" vrijwel geen kaartvoorbeelden bevat, is natuurlijk minder aantrekkelijk voor lezers die graag een beeld voor zich zien bij het bestuderen van een tekst die geen treinlektuur is, en bovendien over een grafische bezigheid gaat als kaartenmaken. De vele verduidelijkende tekeningen zijn zeer ter zake en aannemelijk maar zelden grafisch boeiend. De gehele vormgeving is die van het traditionele studieboek, zonder een enkele glimlach naar de geïnteresseer de leek. Een wat effen gebrek aan emotie vind ik ook in de tekst. Objektiviteit is een zeer groot goed in de wetenschap, maar er bestaan, zelfs in de kartografïe, grote schrijvers zoals Imhof, Robinson, Keates, Maling, Koeman en gelukkig nog anderen die altijd, al is het maar in enkele verdwaalde zinnen, bewust blijk geven van gevoelens, die tussen de feiten en teorieën een persoon laten doorschemeren. Met deze kleine schaduw plekken, die anderen misschien aantrekkelijk vinden, blijft Hake's kartografïe in het duitse taalgebied de beste moderne algemene inleiding in het hele terrein der kartografïe, en zeker wanneer men de landmeetkundige hors d'oeuvre apprecieert. Door zijn heldere beknoptheid en zijn prijs zal het wel weinig mededinging ervaren van de zeer ambitieuze „Enzyklopadie der Kartographie, herausgegeben von Erik Arnberger" (zestien delen!) waarvan ik vandaag de eerste twee delen, a DM 240, heb kunnen inzien. (Band 1, Erik Arnberger en Ingrid Kretschmer, een intelligent liefje, daar niet van: „Wesen und Aufgaben der Kartographie - Topo- graphische Karten", Wien 1975. Twee delen, resp. tekst, 536 blz. en afbeeldingen en index 295 blz.). Jan Romein GROOTSCHALIGE BASISKAART Op vrijdag 27 juni 1975 heeft de ministerraad besloten dat het wenselijk is, te komen tot de vervaardiging, bijhouding en uitgifte van een grootschalige basiskaart van Nederland en tot de instelling van een orgaan voor het geven van adviezen te dier zake. In verband daarmede is het navolgende vastgesteld: Artikel 1 1De Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers is belast met de vervaardiging, bijhouding en uitgifte van een grootschalige basiskaart van Nederland. 2. Deze kaart is een in de grondslag van het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting vervaardigde raamkaart op grote schaal met een zodanige topografische inhoud, dat deze de basis kan zijn voor aanvullingen die worden gewenst door degenen die de kaart gebruiken voor de uitvoering van hun werkzaamheden. 3. Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening geeft, gehoord de in artikel 2 bedoelde Raad, ngt 75 nadere regelen omtrent de vervaardiging, bijhouding en uitgifte van de grootschalige basiskaart. Artikel 2 1. Er is een Centrale Kaarteringsraad, die tot taak heeft, Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in verband met de in artikel 1 bedoelde ver vaardiging, bijhouding en uitgifte van de grootschalige basiskaart te adviseren omtrent: a. het opstellen van urgentieschema's op lange termijn; b. het aangeven van prioriteiten op korte termijn; c. het onderzoeken van samenwerkingsmogelijkheden in verband met de vervaardiging, bijhouding en uitgifte; d. de kosten; e. de auteursrechten; f. organisatorische en technische maatregelen in het algemeen. 2. De Centrale Kaarteringsraad bepaalt zijn werkwijze naar eigen inzicht. Artikel 3 1. De in artikel 2 bedoelde Raad bestaat uit ten hoogste 11 leden, waaronder een voorzitter en een secretaris. 2. De voorzitter wordt benoemd door Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, gehoord de Rijkscommissie voor Geodesie. 145

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 15