Geodetisch werk op zee, in het bijzonder hydrografie1 5e jaargang no. 7, september 1975 W. Langeraar Landmeter en hydrograaf zijn halfbroers daar zij dezelfde moeder, maar verschillende vaders hebben. Hun moeder, de geodesie, is de wetenschap die tot onderwerp heeft de bepaling van de vorm van de aarde en van delen van het aardoppervlak. De landmeter is bij deze moeder verwekt door Wille- brord Snellius (of Snel van Royen), terwijl aan de wieg van de hydrograaf Petrus Plancius (of Plate- voet) heeft gestaan. De terrestrische en de mariene geodeet hebben veel gemeenschappelijke vraagstukken, maar in deze presentatie zullen hoofdzakelijk die welke in het mariene milieu worden tegengekomen iets nader worden beschouwd. Hoewel de landmeter dit zich niet dagelijks zal realiseren, is de grootste steun bij zijn werk het feit dat hij zich op de vaste aarde bevindt waarop en waarin hij pilaren en verkenmerken kan aanbrengen die als (vrijwel) onbeweeglijk kunnen worden be schouwd en herhaalde waarneming van grootheden mogelijk maakt. De hydrograaf daarentegen bevindt zich bij voort during op een soms heftig bewegend wateropper vlak dat hem geen enkel referentiepunt geeft, terwijl de onbeweeglijke zeebodem onzichtbaar is en, in dien voor de mens al bereikbaar, slechts onder bij zondere voorzorgen kan worden betreden. De voor de exploratie en exploitatie van olie en gas op de zeebodem van het continentale plat geplaatste boorplatformen zijn voor de hydrograaf dan ook een uitkomst, niet zo zeer vanwege de bijdragen ter vermindering van het energietekort, doch wegens het (bij benadering) onbeweeglijk staan van die installaties op de zeebodem. Op grotere water diepten echter worden drijvende installaties gebruikt die verre van onbeweeglijk zijn. Afgezien van de op de zeebodem geplaatste con structies, die bovendien niet de ideale hoekpunten vormen van een geodetisch net, heeft de hydrograaf te kampen met de afwezigheid van een triangulatie op zee en het feit dat geen permanente punten kunnen worden zichtbaar gemaakt. De belangrijkste taak van de hydrograaf is het ver vaardigen van zeekaarten die een voldoend be trouwbaar driedimensioneel beeld van het onder gedompelde gedeelte van het aardoppervlak geven, met het oogmerk om in de eerste plaats alle ge gevens te bieden die voor een veilige navigatie van een schip (boven of onder water) noodzakelijk zijn. Met opzet worden hier de woorden „voldoend be trouwbaar" gebruikt aangezien in de eerste plaats volkomen betrouwbaarheid een utopie is en een overmaat aan detail - slechts zinvol indien steunend op de grootst bereikbare nauwkeurigheid - zoveel tijd vergt dat hierdoor de kaartering van andere zee gedeelten in gevaar kan komen. De hydrograaf wordt namelijk voortdurend gecon fronteerd met het probleem dat hij van het GE HELE te bevaren zeegebied voldoend betrouwbare zeekaarten ter beschikking moet kunnen stellen van de zeevarenden, aangezien zonder zeekaarten de moderne navigatie volslagen onmogelijk is. De navigator moet op zijn zeekaarten kunnen ver trouwen zoals de chauffeur op de autosnelweg dit op zijn ogen doet. De weg door het water mag dan bij benadering aan de navigator bekend zijn, de weg die hij over de grond heeft afgelegd blijkt hem in de regel pas veel later, nadat een betrouwbare plaatsbepaling is verkregen. De zeeman verkeert Voordracht gehouden op NVG-studiedag over Mariene Geodesie, 30 mei 1975 te Delft. ngt 75 133

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 3