de kustwateren reductiekaarten te maken waarop
de ligging van het reductievlak t.o.v. NAP is aan
gegeven.
Deze reductiekaarten hebben slechts een beperkte
bruikbaarheid, aangezien zij verder naar zee toe
steeds minder betrouwbaar worden. Bovendien
heeft de mariene geodeet op zee niet de beschikking
over verkenmerken waaruit de ligging van het NAP
kan worden afgeleid. Hij zal zich dus nog moeten
bedienen van een andere kaart, waarop de ligging
van het reductievlak is gerelateerd aan een vlak dat
hij - met enige moeite - op zee kan terugvinden,
namelijk de gemiddelde zeestand ter plaatse.
Om de gemiddelde zeestand te bepalen moet een
registrerende getijmeter op de bodem worden neer
gezet die gedurende een etmaal ieder uur of halfuur
de waterhoogte boven de bodem registreert en even
tueel radiografisch geregeld naar het schip toe door
geeft. Hierdoor is men aan boord in staat - achteraf -
na te gaan welke reducties moeten worden toege
past op de gemeten diepten om ze tot het reductie
vlak te herleiden. Uit het gemiddelde van 24 uur-
lijkse zeestanden valt de ligging van de gemiddelde
zeestand, het middenstandsvlak, te benaderen en
wanneer de ligging van het reductievlak onder het
middenstandsvlak ter plaatse bekend is, kan reductie
plaats vinden. Hoe de relatie middenstandsvlak-
reductievlak tot stand wordt gebracht zou mij van
daag te ver voeren. Maar duidelijk is wel, dat een
dergelijke registrerende bodempeilschaal in het ge
bied dient te liggen waar de dieptemetingen worden
verricht. Is dit gebied te groot dan moet van meer
dan één bodempeilschaal gebruik worden gemaakt.
Bij de huidige schaalvergroting die in de scheep
vaart plaats vindt, waarbij zeer grote tankers, met
een diepgang van 18 meter en meer, varen door ge
bieden waar zij soms niet meer dan 1,5 meter water
onder de kiel hebben, dient de grootst mogelijke
zorg te worden besteed aan de juiste reductie. Dit
wordt gezegd in verband met het gebruik van regis
trerende bodempeilschalen die, bij een overheer
sende windrichting op de dag van registratie, een
middenstandsvlak voor die dag zullen aanwijzen
dat of te hoog, of te laag uitvalt. Bij een vaste
relatie tussen het reductievlak en het middenstands
vlak betekent dit dat het reductievlak bij deze
ngt 75
methode op dezelfde wijze meteorologisch wordt
beïnvloed als het middenstandsvlak.
Hoewel de stuwing of afwaaiing aan de kust wijzi
gingen in de zeestand kan veroorzaken van 1,5 en
meer meter, zijn deze waarden op zee kleiner, maar
niet precies bekend waardoor er een onzekerheids
marge blijft bestaan. De aanwezigheid van vaste
booropstellingen in zee, of lichteilanden, is voor de
mariene geodeet dan ook tevens uit een oogpunt
van zeestandsbepaling van groot belang. Resume
rend kan worden gezegd dat het dieptecijfer op de
zeekaart een standaarddeviatie heeft die - wanneer
alle voorzorgen zijn genomen en geen extreme om
gevingsfactoren zich hebben voorgedaan - zal lig
gen tussen de 2 en 5 decimeter.
Door toepassing van de bekende getij cons tanten kan
voor ieder gewenst moment de astronomisch be
paalde getijstand voor een plaats in zee worden
berekend. Door optelling van die stand boven het
reductievlak bij de in de kaart aangeduide geredu
ceerde diepte kan de werkelijk te verwachten diepte
op die positie en op dat moment worden berekend.
Dit is van belang voor de gezagvoerder van een
grote tanker die bij laagwater te weinig water onder
de kiel zou hebben. Voor deze gezagvoerder kan het
van groot belang zijn te weten of de astronomisch
voorspelde waterstand zich in werkelijkheid ook zal
voordoen, dan wel of door afwaaiing aanmerkelijk
minder water verwacht zal kunnen worden dan is
voorspeld. Dergelijke informatie kan hem wel wor
den verstrekt bij binnenkomst in havens, zoals de
semafoor bij het binnenlopen in Hoek van Holland,
maar deze tanker kan wel behoefte hebben aan dit
soort informatie op twintig mijl uit de kust, alvorens
hij de gebaggerde geul in zee binnengaat. Dit soort
informatie is aldaar nog niet beschikbaar, maar
ook hiervoor kunnen vaste opstellingen in zee van
groot belang worden.
Het zal u wel duidelijk zijn geworden dat de hoogte-
lijnenkaart van de zeebodem iets meer complicaties
met zich meebrengt dan die op het land. Met de
positiebepaling op zee is het in wezen niet anders
gesteld. Na mij zal de heer De Munck een inleiding
houden over systemen van plaatsbepaling op zee.
Ik zal er daarom dan ook hier niet te diep op in
gaan.
135