Agenda
in aanlooproutes waar de wrakkendichtheid zo
groot is dat vermijden voor kleinere schepen niet
altijd makkelijk zal zijn. De veilige diepte wordt
dan zeer nauwkeurig bepaald door een stalen draad
of rail op een zorgvuldig afgestelde diepte door het
water te trekken. Ook deze bepaling dient van tijd
tot tijd te worden herhaald aangezien vooral recente
wrakken onder invloed van de getijstromen zich
gaan zetten in de zeebodem en daarbij kunnen
kantelen. Dit kantelen kan ten gevolge hebben dat
een schip dat op zijn kant lag, nu meer overeind
komt te staan en daardoor de veilige diepte erboven
vermindert. Het volledig opruimen van wrakken
door ze te lichten zal, wegens de enorme eraan ver
bonden kosten, slechts geschieden wanneer een
schip is gezonken in een belangrijke aanlooproute.
Deze werkzaamheid valt, binnen de territoriale
wateren, onder de verantwoordelijkheid van de
rijkswaterstaat.
U zult het, na deze summiere en onvolledige inlei
ding in het hydrografische werk, met mij eens zijn
dat de hydrograaf een aantal extra problemen heeft
op te lossen als gevolg van het feit dat hij zich niet,
zoals zijn halfbroer de landmeter, op het vaste land
beweegt maar zijn werk moet uitoefenen op het
beweeglijke en ondoorzichtige zee-oppervlak.
In zijn werk bevindt de hydrograaf zich tussen twee
extremen. Het ene extreem ziet hij in zijn halfbroer
de landmeter, die binnen een zeer kleine onzeker
heidsmarge kan zeggen waar hij zich bevindt, waar
hij naar toe gaat, of waar hij is geweest. Het andere
extreem wordt vertegenwoordigd door de situatie
waarin Christoffel Columbus zich bevond, die, toen
hij vertrok, niet kon zeggen waar hij heen ging en
die, toen hij was gearriveerd niet wist waar hij was,
en ten slotte toen hij weer thuis was gekomen met
geen mogelijkheid kon zeggen waar hij was geweest.
De hydrograaf van vandaag, met zijn geïntegreerde
navigatiesysteem en computermatige verwerking
van de verzamelde gegevens, is een heel eind op de
goede weg sinds de dagen van Columbus. Hij streeft
ernaar zijn halfbroer, de terrestrische geodeet, ter
zijde te streven, doch gezien de omgevingspara
meters waarmede de hydrograaf te maken heeft zal
dit wel een vrome wens blijven. Desniettemin moge
ik hier de hoop uitspreken dat de samenwerking die
tussen de beide soorten geodeten in de laatste de
cennia is ontstaan zich nog zal uitbreiden. Dit zal
de hydrografen op een hoger geodetisch niveau
brengen en het zal de landmeter een beter begrip
geven voor de problemen die bij de samenstelling
van zeekaarten optreden. Zonder dat ooit de land
meter een zeekaart zal kunnen maken of de hydro
graaf een kadastrale kaart, is de kern van hun beider
werk van hun gemeenschappelijke moeder afkom
stig. Al zal kernfusie dan wel niet mogelijk blijken,
de nauwst mogelijke samenwerking en samen
spraak moet worden nagestreefd.
25 september 1975
Regionale bijeenkomst NVG-NGL
Voordracht van ing. H. Meyer over:
De fotogrammetrische kaartering, in het bijzonder
van bepaalde gebieden
Eindhoven
29 september-1 oktober 1975
Postdoctorale leergang over de juridische aspecten
van de voorbereiding en uitvoering van werken t.b.v.
de grond- en wegenbouw
Delft
23-24 oktober 1975
NGL-congres
6 november 1975
KIVI, K.G.v.L. en NIROV
Studiebijeenkomst „Ruimtelijke planningsmodellen
M idden-Randstad"
Delft
7 november 1975
Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde
Algemene Vergadering
24-28 november 1975
7e Lustrum Landmeetkundig Gezelschap „Snellius"
ngt 75
137