Agenda
Onteigening
Onteigening is het meest ingrijpende instrument in handen
van de overheid. Het rapport pleit voor een wettelijke ver
ruiming van de mogelijkheden tot onteigening.
Bij het globale bestemmingsplan zouden al gronden moeten
kunnen worden aangewezen, die in ieder geval onteigend
moeten worden. Dit plan zou dan tevens als onteigenings-
besluit kunnen fungeren. Daarna kan onmiddellijk zo nodig
tot dagvaarding worden overgegaan. Verder kan gedacht
worden aan de mogelijkheid tot het opleggen van een bouw-
plicht conform het bestemmingsplan en de uitwerking daar
van, onder gelijktijdige verplichting tot grondafstand en
kostenbijdrage voor openbare voorzieningen conform de
exploitatieverordening, bij gebreke waarvan een versnelde
onteigening zou moeten kunnen plaatsvinden.
Waardebepaling van de grond
Bij onteigening en bij het gebruik van het voorkeursrecht is
het vraagstuk van de waardebepaling van de grond van belang.
Uitgangspunt dient daarbij te zijn, aldus het rapport, de
werkelijke waarde van de grond met dien verstande dat aan
de eigenaar geen voordelen mogen toevallen die hem rede
lijkerwijs niet toekomen.
Bij de waardebepaling dienen zoveel mogelijk invloeden van
overheidsinvesteringen en van speculatie te worden uitge
schakeld. Bij vaststelling op basis van de bestaande gebruiks
waarde echter zou te zeer een verschil optreden met de werke
lijke waarde. Vooral voor boeren en tuinders bij stads- en
dorpsuitbreiding en soms ook ten opzichte van kleine zelf
standigen in stedelijke gebieden zouden bij de invoering van
de gebruikswaarde de volgende nadelen zich voordoen:
- rechtsongelijkheid in vergelijking met degenen die aan een
particuliere bouw- of ontwikkelingsmaatschappij mogen
verkopen en die wel de werkelijke waarde ontvangen;
- rechtsonzekerheid omtrent het bestaande gebruik in af
wachting van de nieuwe bestemming, waardoor het niet
meer mogelijk is de gebruikswaarde en het daaruit resul
terende inkomen door investeringen op peil te houden;
- onbillijkheid, doordat de gemeenschap de onteigende eerst
alle risico's van daling van gebruikswaarde en -inkomen
als gevolg van wettelijke maatregelen en autonome stede
lijke ontwikkelingen laat dragen en hem vervolgens op die
basis gaat onteigenen;
- ondoelmatigheid, omdat de onteigening van landbouw
gronden (zeker 90% van het totaal) bij de boeren impopu-
23-24 oktober 1975
NGL-congres
6 november 1975
K1V1, K.G.v.L. en N1ROV
Studiebijeenkomst „Ruimtelijke planningsmodellen
Midden-Randstad"
Delft
7 november 1975
Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde
Algemene Vergadering
24-28 november 1975
7e Lustrum Landmeetkundig Gezelschap „Snellius''
12 december 1975 (voorlopige datum)
Studiedag Nederlandse Vereniging voor Geodesie
Waarde en waardebepaling van onroerend goed
lair zal worden, waardoor ons land zijn unieke positie van
relatief gemakkelijke grondverwerving voor niet-agrarische
doeleinden gaat verliezen en in plaats daarvan eindeloze
procedures over onteigening en voorkeursrecht beide tege
moet kan zien.
De invoering van de gebruikswaarde zou voorts de positie
van gemeenten tegenover particuliere maatschappijen niet
versterken tenzij dit gebeurt in combinatie met een zo rigou
reus gebruik van het voorkeursrecht, dat dit praktisch op
een koopplicht voor gemeenten zou neerkomen. Durft men
deze consequentie niet aan, dan zullen er door toepassing
van de gebruikswaarde twee grondmarkten ontstaan - één
voor de gemeenten tegen de gebruikswaarde en één voor de
particuliere maatschappijen tegen de exploitatiewaarde van
ruwe bouwgrond - met alle rechtsongelijkheid voor de oor
spronkelijke eigenaren daaraan verbonden.
De onteigeningswaarde en de aankoopprijs bij hantering van
het voorkeursrecht dienen zo nodig door de rechter te worden
bepaald op basis van een sluitend en rechtvaardig systeem
van exploitatieberekening, gekoppeld aan streek-, structuur-
en bestemmingsplannen, waarbij de (agrarische) gebruiks
waarde met bijbehorende bedrijfsschade als minimum gelden
kan.
Resumerend wordt in het rapport gesteld, dat het wegnemen
van onbillijkheden zoals in de regeringsverklaring van 1973
voorzien, de onjuistheid van het uitgangspunt van de ge
bruikswaarde als zodanig niet kan opheffen. Een gecorri
geerde gebruikswaarde kan zelfs tot een geheel fictieve waarde
bepaling leiden.
Herverkaveling
Bij herverkaveling voor niet-agrarische doeleinden kunnen in
één procedure in principe alle juridische en feitelijke veran
deringen in eigendom en gebruik worden aangebracht, welke
in het belang van de gemeenschap noodzakelijk zijn, met
behoud van gerechtvaardigde aanspraken op vervangende
rechten voor de eigenaren en gebruikers. Het grote voordeel
van de herverkaveling is dat geen tijdrovende grondverwer
ving door de overheid behoeft plaats te vinden. Men voor
komt daarmee ook een door de gemeenschap te dragen
financieringslast. Toch kan de gemeenschap volledig over de
grond beschikken, zowel juridisch als feitelijk, uiteraard bin
nen de grenzen van bepaalde wettelijk vastgelegde toedelings
rechten van de eigenaren en gebruikers. Voorts biedt de her
verkaveling een veel betere mogelijkheid voor samenwerking
met de bevolking dan de wel zeer eenzijdige methodiek van
onteigening gevolgd door uitgifte. Dat geldt voor alle ge
vallen waarin bestaande eigenaren en gebruikers niet nood
zakelijkerwijs behoeven te verdwijnen om de doeleinden van
inrichting en beheer te realiseren.
Erfpacht
De erfpacht is bezig uit te groeien tot een belangrijk plano
logisch, milieu-technisch en sociaal-economisch beleids
instrument. Dat houdt in dat de erfpacht moet worden inge
bed in het administratieve recht me' zijn bestuursrechtelijke
waarborgen. Tot nu toe wordt het erfpachtsysteem uitsluitend
beheerst door het privaatrecht, dat uiteraard dergelijke waar
borgen niet kent. Een bestuursrechtelijke regeling van het
gronduitgiftebeleid lijkt wenselijk. Dit beleid dient voor
zichtig en controleerbaar gemaakt te worden via openbare
procedures met de nodige inspraak, hogere bestuurlijke
controle en rechtsbescherming.
Eigendom
In de opvatting van de samenstellers van het rapport kunnen
in een grondpolitiek die primair als beheersprobleem wordt
opgevat de gemeenschapseigendom noch de particuliere
eigendom als doeleinden in zichzelf worden beschouwd.
160
ngt 75