7 7. Tenslotte worden de coördinaten van de eind punten van losse voerstralen berekend uit de meetgegevens en de Y^-grootheden (vereffende coördinaten en oriënteringen), en uitgevoerd. 4.4 Resultaten van de grondslag Zoetermeer Zuidelijke lus In de lijst van fig. 21 treffen we verwerpingen aan, alle in de platte driehoek (6, 7, 61). De toetsgroot- heden ontlopen elkaar niet veel, doch die van lengte (7 ->61) is de grootste. Wat is hier gebeurd? De eerlijkheid gebiedt te erkennen, dat wij in eerste instantie geen fout hebben kunnen ontdekken, en met de verworpen waarnemingen verder zijn gegaan; de coördinaten van de dwangpunten zijn, nadat het net extern was vereffend, zelfs gebruikt voor een haastige berekening van het tracé. Hierbij werd de overweging gehanteerd, dat een fout in één van de lengtes nauwelijks van invloed is op de asvergelij- kingen van het tracé. Overigens hadden de lengtes (7 ->6) en (7 8) hoge toetsgrootheden in de externe vereffening, door de aansluiting op het hoofdpunt 49! De kwaliteit van dit hoofdpunt moest echter om diverse redenen betwijfeld worden, zodat besloten werd punt 8 aan te meten vanuit een andere meetkundige grondslag, die op dat moment in voorbereiding was. Enkele weken later ontdekte een niet door haast gedreven praktikant, die een combinatie van de twee netten berekende, dat er blijkens de meetlijst op standplaats 7 een bedieningsfout was gemaakt met de Reg Elta bij de meting van de optelconstante voor de lengtemeting: normaal ongeveer 10 cm, was deze geregistreerd als 0.000 (zie fig. 20). Alle lengtes vanuit 7 zijn dus ongeveer 10 cm te kort! De enige van deze lengtes die gecontroleerd wordt door het net: (7->61); was dus verworpen in de interne vereffening. 4.5 Conclusies Uit deze gang van zaken mag de conclusie worden getrokken, dat in de praktische landmeterij een ongelukje inderdaad in een klein hoekje zit, zelfs, of beter: juist! bij gebruik van een registrerende tachy- meter, maar tevens, dat toepassing van moderne statistische ,,control"-technieken een behoorlijke beveiliging biedt. Gezien het feit, dat de hier be schreven grondslag van 8 opstellingen is gemeten in 2 dagen, mogen we ook concluderen, dat de toe passing van een registrerende tachymeter het moge lijk maakt om in hoog tempo reeksen punten te produceren; daarbij spelen twee organisatorische overwegingen een rol De landmeter kan voor elke fase van de uitvoering van het werk punten produceren van een kwaliteit die afgestemd is op de voor die fase geldende eisen, en op een plaats die hij op dat tijdstip als optimaal beoordeelt, gegeven de stand van zaken in het bouwterrein. Deze flexibiliteit betekent, dat het ten koste van veel moeite handhaven van punten en coördinaten, één der plechtankers van de landmeetkundige praktijk, losgelaten kan worden. Zoals reeds gesteld in 2.2, dienen hiervoor twee voorwaarden vervuld te zijn: - de kwaliteit (precisie en betrouwbaarheid) dient voldoende te zijn; dit probleem hebben we reeds bezien in 4.1 - de verdere verwerking van coördinaten (dwang punten, meetlijnen voor uitzetting) dient zoveel mogelijk geautomatiseerd te zijn: hoe deze voor waarde door ons is vervuld, bezien we in het volgende hoofdstuk. 5 Het programma voor oplossing van tracéparameters (TR) 5.1 Tracé Onder een tracé wordt in dit verband verstaan: een aaneenschakeling van - rechte lijnstukken - cirkelsegmenten - overgangsbogen (de zgn. tracé-elementen, waardoor twee in coördinaten bekende punten A en B met elkaar verbonden worden, terwijl de argu menten in A en B gegeven zijn (zie fig. 22). i i IA B Fig. 22. Tracé A^-B GegevenxA, yA, <pA, XB' yB' Vb- 170 ngt 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 12