beeld drie vaste dwangpunteri dicht bij elkaar, die alle op dezelfde rechtstand werken. Tijdens de ontwikkeling van dit programma is ge bleken, dat de coëfficiënten zeer volledig moeten zijn: een benaderingsformule die voor één coëffi ciënt in een bepaald probleem 0.916 opleverde in plaats van de „echte" waarde 0.959, veroorzaakte divergentie! 5.7 Parallel-traces Een specifiek probleem rijst bij het ontwerpen van zgn. „paralleltracé's". Twee tracé's zijn parallel, als de naast elkaar liggende rechtstanden evenwijdig zijn, en de naast elkaar liggende cirkel segmenten concentrisch (fig. 32). (Bij spoorwegen zijn in het algemeen de twee sporen dus eikaars parallel-tracé, en elk spoor is een paralleltracé van de as van de baan). Dit betekent, dat er een algebraïsch verband bestaat tussen de parameters van twee naast elkaar liggende klothoïdes! Is één tracé geheel bekend (bijvoorbeeld de as van de baan) en wordt een paralleltracé hier van gevraagd, dan dienen we de parameters a,- die in dit paralleltracé voorkomen, te berekenen. De lijnvergelijkingen van de rechtstanden en cirkel segmenten van het paralleltracé zijn direct te her leiden uit die van het reeds bekende tracé; in feite komt het probleem er dus op neer, de parameter van de klothoïde tussen een in het coördinatenstelsel bekende rechtstand en een dito cirkelsegment te berekenen (fig. 33). Hiervoor is door ons een itera tief algoritme ontwikkeld. 6 Het tracé van de „zuidelijke lus" Als beginpunt (10) is een punt gekozen uit het in 1972 berekende tracé (dat gebruikt is voor uit zetting van grondwerk en kunstwerken), gelegen ten noorden van het viaduct Willem de Zwijgerlaan. Het argument <pi0 is ook ontleend aan dit oude tracé. Als eindpunt is gekozen het dwangpunt 18, aan het noordelijk uiteinde van het Meerzicht viaduct (zie fig. 15). Het argument cpw is berekend uit de coördinaten van de dwangpunten 17 en 18, zie fig. 7. Deze punten blijken overigens 5 cm resp. 7 cm ten oosten van het vroeger berekende tracé te liggen een vrij klein verschil tussen ontwerp en realisering van dit kunstwerk, dat echter, blijkens een eerste berekening met het programma TR, een meetkundige strijdigheid introduceerde met de overige gegevens, en dus divergentie veroorzaakte. Daarom is, in afwijking van het oorspronkelijke tracé, een cirkelsegment met gegeven kromming in gevoegd ten zuiden van het Meerzichtviaduct: E18. Zie nu fig. 34 voor een overzicht van de gekozen opvolging van elementsoorten. We tellen als onbe kenden: De lengtes van de elementen 1, 5, 9, 13, 17. De booglengtes van de cirkelsegmenten 3, 7, 11, 15, 18. De krommingen van de cirkelsegmenten 3, 11, 15. In totaal 13 stuks derhalve. (De krommingen van 7 en 18 worden als gegeven gedefinieerd, daar dit zeer korte bogen zijn). Voorwaarden: - De tracévoorwaarde (3-voudig). - De dwangpunten 11, 12, 13, 14, 15, 16 (6 stuks). - De krommingen: kit =kl5. - De krommingen: A'lt =k3+k°. k° ontleend aan het oorspronkelijke tracé, waar in Ru R3 x 70 m). Dit zijn 11 voorwaarden. Fig. 32. Paralleltracé's: rechtstanden evenwijdig, cirkels concentrisch. Fig. 33. Oplossing van a- gegevenxN, yN, <pN, xm, yMK- lï -looo (T) el^Mentnummer A awAngpunfc. A oneigenlijk \S~' N Fig. 34. Het tracé van de zuidelijke lus. 174 ngt 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 16