1 We dienen dus öf rangverlaging te plegen door 2 onbekenden als gegeven te definiëren (bijvoorbeeld een kromming en een lengte van een rechtstand) öf door een kunstgreep twee extra voorwaarden toe te voegen. Rangverlaging zou echter de flexibiliteit van het tracé te veel beperken, waardoor de kans op het ontstaan van meetkundige strijdigheden toeneemt. Overigens zouden alleen rechtstand-lengtes ge bruikt kunnen worden voor rangverlaging, want alle drie onbekende krommingen zijn reeds met elkaar verbonden door voorwaarden; introductie van een gegeven kromming betekent dan dus ook verlies van een voorwaarde! Een kunstgreep ter verhoging van het aantal voor waarden is wèl mogelijk: we stellen twee „oneigen lijke dwangpunten", d.w.z. intervaldwangpunten met zeer groot interval (tientallen meters). Derge lijke voorwaarden introduceren een zekere toevallig heid in de eindoplossing, zoals gesteld in paragraaf 5.5; de marge waarbinnen deze toevalligheid zich kan doen gelden, is echter praktisch verwaarloos baar indien elk van de oneigenlijke dwangpunten tussen gewone dwangpunten is gesitueerd. Anderzijds leveren deze voorwaarden wèl een nor male bijdrage aan de algebraïsche oplosbaarheid van het stelsel vergelijkingen! Aldus is het tracé opgelost met Rang 13. Het nieuw-toegevoegde element 18 met boog- straal 5000 m krijgt een booglengte van 5.83 m, dus is 18) 750 dmgr. De tracé-elementen worden uitgevoerd op pons kaart, als volgt (zie fig. 23), rechtstand: xh yh <ph cirkelsegment: xh yh (ph kh klothoïde: xh yh (ph kj, kk, a; Deze gegevens kunnen weer ingevoerd worden in het programma voor de berekening van uitzetgegevens, dat ten opzichte van opgegeven uitzetpunten voet- punt-loodlijncombinaties berekent, en uitvoert in lijstvorm. 7 Slotbeschouwing De in dit artikel beschreven werkwijzen en reken programma's zijn ontstaan en tot toepasbaarheid gebracht in een drietal jaren ('72-'73-'74). Midden in de ontwikkeling staande, kon bij de betrokkenen licht het gevoel postvatten slechts met details bezig te zijn en relatief veel inspanning te besteden aan een „zijspoor", niet alleen van het zoveel grotere (en belangrijkere!) geheel: het railbedrijf van NS, maar zelfs van de eigen afdeling. Terugblikkend echter, blijkt er een fundamentele verschuiving teweeg gebracht te zijn in de aard van met name de wiskundige bewerktuiging van de afde ling geodesie van NS; een verschuiving, waarvan de organisatorische consequenties nog moeilijk zijn te onderkennen. Karakteristiek voor die verschuiving is, dat de methoden een sterker algebraische inslag hebben gekregen, zulks „ten nadele" van de sterk meet kundige oriëntering van de vroegere methoden: men vergelijke bijvoorbeeld de klassieke veelhoek- vereffening met het daarvoor in de plaats getreden „gegoochel met matrices, dat hoewel op zich reeds erg abstract, ook nog volkomen onzichtbaar plaats vindt in rekenmachines, die we nog nooit met eigen ogen aanschouwd hebben". Zo wordt het natuurlijk gevoeld! Een typerend voorbeeld is ook de discussie, die ontstond bij de introductie van de klothoïde-para- meter a: hier werd een differentiaalquotiënt in de plaats gesteld van de vanouds als ontwerp gegeven gehanteerde lengte van de overgangsboog. Om gevoeligheden op dit punt te ontzien, is toen besloten deze lengte L° in te voeren in het pro gramma TR; het programma berekent dan met de benaderde waarden van de kromming: a0 k°/L0, en hanteert L verder als functie van de variabele k L k\a°. Een verschuiving van meetkunde naar algebra, die typerend is voor de opmars van het rekentuig, en die we in bijvoorbeeld de ruimtelijke geodesie ook opmerken. Nu de hele ontwikkeling hier gepubli ceerd is, dient tenslotte een woord van waardering geuit te worden voor allen, die geholpen hebben, doch in het bijzonder voor ing. B. A. Groen, die met niet aflatende ijver de FORTRAN-programma's tot stand heeft gebracht, en met onverwoestbaar goed humeur vele scherpe koerswijzigingen in deze programma's heeft verwerkt. ngt 75 175

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 17