Zoetermeer - zuidelijke lus H. Quee 5e jaargang no. 9, november 1975 1 Inleiding Dit artikel beoogt de lezer een indruk te geven van de gebruiksmogelijkheden van twee bij de Neder landse Spoorwegen ontwikkelde landmeetkundige rekenprogramma's, en tevens van de wijze waarop deze programma's toegepast kunnen worden bij ontwerp en uitzetting van spoorwegwerken. Het gaat hier om het puntsbepalingsprogramma LB (Landmeetkundige Berekeningen), waarin zoals bekend* de in Delft ontwikkelde moderne inzichten in de puntsbepalings- en vereffeningstheorie een centrale plaats innemen, en om het programma voor de oplossing van tracéparameters (TR), dat geba seerd is op een iteratief algoritme van eigen vinding. Als illustratief voorbeeld van de onderling samen hangende toepassing van deze programma's, wor den hier onze activiteiten ten aanzien van een deel van de „Zoetermeerlijn" (in aanleg) ten tonele ge voerd - de zogenaamde zuidelijke lus. In de programma's komen gecompliceerde reken technieken voor, zoals de berekening van vtq-toets- grootheden en grenswaarden, en de differentiaal- quotiënten van bijvoorbeeld dwangpuntsafstanden op de klothoïde. Dergelijke gecompliceerde onder delen hebben een relatief grote ontwikkelingstijd gevergd. Uiteraard dient de vraag gesteld te worden, of de daaraan bestede mankracht gerechtvaardigd wordt door de (uiteraard niet berekenbare) „opbrengsten", terwijl er voor althans sommige van deze onder delen eenvoudiger alternatieven denkbaar zijn: wat betreft de toetsing van de grondslagmeting: niet toetsen, wat betreft de overbangsbogen: toepassing van de kubische parabool i.p.v. de klothoïde. In het NGT van juni 1975 heb ik reeds de motieven weergegeven die ons voerden tot het opnemen van de toetsingstheorie; overigens zal de lezer in dit artikel een praktijkvoorbeeld aantreffen van een verworpen waarneming, waarin inderdaad een aan wijsbare fout was geslopen! Uiteraard komt het toetsingsprocédé alleen tot zijn recht bij de verwerking van meetkundige netten, die in principe opgebouwd zijn uit gesloten figuren (al dan niet „volledig gemeten"). Menigeen heeft de vraag opgeworpen, of een langgerekt en smal object dat een spoorbaan (in aanleg) nu eenmaal is, niet van nature leidt tot toepassing van de „gewone" open veelhoek, en dus de toetsing overbodig (ontoe pasbaar) maakt. Dat dit, vooral bij gebruik van een registrerende tachymeter, zeker niet zo hoeft te zijn moge de lezer duidelijk worden door de voor beelden in dit artikel. Omtrent de toepassing van de klothoïde het volgende. Bij NS is tot voor kort uitsluitend de kubische parabool gebruikt als overgangsboog, daar deze bij de handmatige rekenmethode veel voordelen biedt. Een nadeel van de kubische parabool is, dat zij een discontinu krommingsverloop geeft bij de aanslui ting aan de cirkel, en dus minder gunstige rijeigen- schappen biedt (zie fig. 1). É75 althans voor degenen die het artikel „Automatisering in puntsbepaling en kartografie bij de Nederlandse Spoor wegen", NGT 5 (1975) 6, p. 105 e.v„ hebben gelezen (red.). Fig. 1. De kromming k als functie van de booglengte links: klothoïde rechtskubische parabool (tussen rechtstand en cirkel met straal R) p cos3?> (0.88 p 1). ngt 75 161

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 3