correlatie) van het beschouwde coördinaten stelsel (1) is van invloed op de inpassings vereffening. Slechts de lineariteit van de h3- functie is in dit geval wezenlijk van belang. Misschien zou deze genoemde mogelijkheid voor de keuze van de covariantiefunctie h3 in het geval dat a 1 een situatie zijn die zich bij een fotogrammetrisch puntenveld voor doet. De methode INPAS zou dan ook hierop van toepassing zijn. 3. De covariantiefunctie h3 is een niet-lineaire continue functie van de afstand van een puntenpaar: h3 d2-f(lJk) en d2 c2-lg (38) De theoretische referentieafstand moet zo gekozen worden dat h3 0 is. Een covarian tiefunctie van de vorm (ontleend aan Moritz [8]): ƒ,3 d2-e-a2,Jk2""2 (39) (a is een te kiezen constante, zie ook figuur 10 en 11) zou tot de mogelijkheden behoren. De enige verandering die aan INPAS zou moeten worden aangebracht is die welke de formules (29) en (30) ondergaan door de af standen lkh lkr, lks etc. te vervangen door f(lki),f(lkr),fOks) etc. Ondermeer in de fotogrammetrie is een op (39) gelijkende functie al eens toegepast, zie [9] en [10]. Helaas wordt in deze publikaties bij de toe passing van de daar genoemde covariantie- functies op blokvereffeningen géén rekening gehouden met een schrankingstransformatie van coördinaten (en bijgevolg van de sluit- vectoren in de inpaspunten) en van (co)- varianties. Deze bewerking is toch - zoals in het voorgaande - noodzakelijk vóórdat de (co)varianties en sluittermen worden inge vuld in de inpassingsberekening volgens for mule (33) (bij [9] en [10] „interpolatiefor mules" genoemd). Anders zal mijns inziens géén invariant in passingsresultaat kunnen worden verkregen. Een nader onderzoek verdient aanbeveling. e. Inpassing van bestaande kaartgedeelten in een nieuwe kaarteringsopzet. Een elektronische co- ordinatenlezer en een automatische tekentafel zijn daarbij onontbeerlijk. f. Interpolatie volgens de methode van de kleinste kwadraten tussen een aantal punten waarbij be paalde vectoren of waarden b.v. anomalieën ge geven zijn (als „prediction" bekend). Men zal een schatting van de covariantiefunctie moeten bezitten om de geïnterpoleerde waarde in elk gewenst punt in het gebied van de gegeven punten te kunnen berekenen volgens (33). Ongetwijfeld zullen in de praktijk meer toepassings mogelijkheden blijken dan hier zijn aangestipt. Tenslotte moet nog de opmerking worden gemaakt dat in deze bijdrage geheel voorbijgegaan is aan een toetsing van de sluittermen in de inpaspunten. Dit onderwerp valt buiten het bestek van dit artikel en verdient een afzonderlijke beschouwing. Aan de TH te Delft zijn daarvoor methoden aanwezig, die zouden kunnen worden toegepast op de methode van afleiden en de terminologie van deze bijdrage. Fig. 11 h„ (covariantiefunctie) Referenties 1. Nederlandse Landmeetkundige Federatie, 12e Congres 7-6-1952, Rapport commissie landmeetkundige techniek. 2. W. Baarda, D. de Groot, F. Harkink, Handleiding voor de Technische Werkzaamheden van het Kadaster, 's-Gravenhagc, 1956. 3. W. Baarda, Aansluitingsmethoden en vereffening. Tijd schrift voor Kadaster en Landmeetkunde 73e jrg., 1957, 45-79. 4. W. Baarda, Statistics: a compass for the landsurveyor, Delft 1968. 5. W. Baarda, Criteria for Precision of geodetic network, invited paper 503.1 FIG-congress Wiesbaden 1971. 6. W. Baarda, 5-transformations and criterion matrices, Netherlands Geodetic Commission, Vol. 5 nr. 1, 1973. 7. J. E. Alberda, Planning and optimisation of networks; some general considerations. Symposium on Computa tional Methods in geometric geodesy, I.A.G., Oxford, 1973. 8. H. Moritz, Least-squares collocation. DGK Reihe A, Heft nr. 75, Miinchen 1973. 9. K. Kraus, Interpolation nach kleinsten Quadraten in der Photogrammetrie; BuL (40), 1972, pag. 7-12. 10. K. Kraus en E. M. Mikhail, Linear Least-Squares Inter polation; Phot. Eng. 1972, p. 1016-1029. 2.30 ngt 75 191

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 13