Inpassing door vereffening 5e jaargang no. 10, december 1975 H. J. Buiten 1 Inleiding Bepaling van de onderlinge meetkundige ligging van punten - puntsbepaling - vindt plaats in talrijke stappen van verdichting, door verschillende instan ties, met verschillende meetmethoden, berekenings wijzen en toetscapaciteiten. In het verleden zijn regels opgesteld om deze puntsbepalingen in goede banen te leiden. De HTW van het Nederlandse Kadaster (uitgaven 1938, 1956 [2]) is er een voor beeld van. Nieuwe normen en criteria worden thans aan de TH te Delft ontwikkeld. Het blijkt dat door het afwijken van bovengenoem de verdichtingsregels vaak problemen rijzen bij de inpassing (aansluiting) van nieuwe metingen (meet- stelsels) en lokale puntenvelden op gegeven punten (een puntenveld kan worden beschouwd als de ver zameling van in coördinaten bekende grondslag- punten en detailpunten die in samenhang met elkaar in één coördinatenstelsel zijn bepaald). In de huidige landmeetkundige praktijk van Neder land doen zich meermalen inpassingsproblemen voor b.v. als tussen en zelfs óver bestaande meet kundige grondslagen heen nieuwe grondslagen worden ontworpen en uitgevoerd. Recente kring- netten overlappen verscheidene, op zichzelf goede puntenvelden van veel kleinere omvang en kunnen oorzaak zijn van discrepanties.2 Deze reeds aanwezige puntenvelden zal men willen inpassen op de nieuwe punten, die - alhoewel in tijdsorde jonger - qua verdichting tot een hogere orde zullen worden gerekend. Deze handelwijze komt overeen met het aansluiten (inpassen) van partiële puntenvelden ([2], IV.9). De coördinaten van de aansluitingspunten in het nieuwe stelsel mogen géén wijziging ondergaan. De inpassing kan plaatvinden d.m.v. transformatie of via een vereffening. Voor vereffening kan alleen wor den gekozen als de matrix G van gewichtscoëffï- ciënten van alle punten van het in te passen punten veld bekend is, m.a.w. wanneer het vereffenings model (stochastisch model voorwaardenmodel) van te voren gegeven is. Tegenspraken in de aan sluitingspunten vloeien dan voort uit het stochas tisch karakter van de grootheden. SUMMARY The junction of nets by adjustment The junction or connection of nets, that is to say the linking up of a set of points in one coordinate system (1) to another coordinate system (2), by means of control points known in both systems, proceeds more satisfactorily if one knows the coordinate covariance matrix of the points to be connected. Then, a least-squares adjustment would not leave any residuals at the control points (given points fixed in the coordinate system 2); and in addition the connection would take place with a method which does justice to the stochastic nature of the coordinate variates, more than current coordinate transformations do. In this article, based on the concepts of the HTW-19561, an artificial covariance matrix is developed for all points in the coordinate system I. Then this matrix is subjected to a 5-transformation according to Baarda [4]. Only a mathematical-statistical language is used without complex variates. The resulting covariance matrix which proves to be in agreement with the fundamental studies of Baarda [6] (after transposing the complex variate notation), then supplies a "distributing-key" for the adjustment of the misclosures in the control points. With this solution of the above mentioned problem several applications become feasible in both geodesy and photogrammetry. In section 5 some covariance functions are discussed. A marginal note is placed at some publications, see [9] and [10], about least-squares interpolation. 175 1 See reference [2], The HTW-1956 offers a distance-based relative accuracy of pairs of points. 2 Men leze het betreffende hoofdstuk in het binnenkort te verschijnen rapport van de NVG-werkgroep Puntsbepaling. ngt 75 181

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 3