Relatieve standaardellipsen volgen uit de standaard afwijkingen en de kruisvarianties van de coördi- natenverschillen van elk tweetal punten P7 en Pt. xjk xk Xj j en k zijn algemene indices Noem ïik^ïk-yj (1) (2) (3) en schrijf a in plaats van m\ alJk alk 2ffVkX De uiterste grens voor de relatieve nauwkeurigheid van de coördinaten van een tweetal punten P, en Pk is aan te geven door een cirkelvormige relatieve standaardellips met een straal dlyJ2 cm, afstand PA- Men kan gemakshalve spreken van een puntnauw- keurigheid, relatief ten opzichte van aangegeven door een standaardafwijking <7, cm in de coördi naten, waarbij de correlatie tussen de coördinaten nul gesteld mag worden (standaardc/V/re/ met straal d, cm). Het begrip nauwkeurigheid van een puntenpaar als functie van hun onderlinge afstand, is de grond gedachte van de HTW. Bij de opstelling van variantiematrix H(HTW) voor het gehéle puntenveld zal dan ook een homogene, op afstanden gebaseerde, relatieve nauwkeurigheid tot uitdrukking moeten komen. Ie onderstelling Stel dat de elementen van //(HTW) hun getalwaarde ontlenen aan de HTW-nauwkeurigheidsgrenzen, d.w.z. in de betrekkingen (1), (2) en (3) zijn de linkerleden: 2 d2 °xJkyJk 0 (4) (5) met dik c\ljk cg) M.a.w. de relatieve nauwkeurigheid van de coördi naten van punten j en k wordt gekarakteriseerd door een standaardcirkel met straal dljkS/2 cm. De rechterleden van (1), (2) en (3) bevatten 10 onbekenden, waarover nu een aantal uitspraken gedaan moeten worden: 2e onderstelling a. Stel dat in elk punt de nauwkeurigheid van de coördinaten wordt gekarakteriseerd door een cirkelvormige standaardellips (standaardcirkel) d.w.z. voor het beschouwde puntenpaar Py, Pt: aXj °yj en aXk ayk (6) °xjyj 0 en aXkyk 0 (7) Noem en Door substitutie van bovengenoemde onder stellingen in de betrekkingen (1), (2) en (3) gaan deze over in: 2dfJk h2 h i 2dljk h2 hk 2(Tykyj Hieruit volgt onmiddellijk: b. Omdat de covarianties in (9) steeds betrekking hebben op een tweetal punten van het puntenveld en de verbindingslijn van het puntenpaar als een ongericht lijnstuk moet worden beschouwd (Ijk 4j) en °°k de algemene indices j en k ver wisselbaar en gelijkwaardig behoren te zijn, kunnen deze covarianties in betrekking (9) geen functie zijn van de onderlinge afstand van het puntenpaar. Aangezien vervolgens voor k —j aan (7) moet worden voldaan, stelle men deze covarianties gelijk aan de constante nul: (10) Van de betrekkingen (1), (2) en (3) blijft dan over: 2 d,Jk h2 h1—2h3 (11) 183 axjkyjk a Xkyk~ a Xkyj~ axJykJ<~ a Xjyj ayjk ayk alj - 2(Jykyj ijk 1 tTyj O", j ''2 axk -2(7 XkXj 0 - axkyj ffxjyk ffxkXJ <rykyj h3 (8) axkyj axjyk (9) axkyj ffxjyk V ngt 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 5