Berichten
houdt. Dat één dag voor velen erg weinig bleek wordt o.a.
geïllustreerd door de opmerking van een mevrouw die met
volle bewondering de tekenautomaat had gadegeslagen:
„Hier zouden ze me wel uren kunnen zoethouden", waarna
ze gehaast haar groepje naliep. Op het programma stonden,
na de inleidingen door Rob Neleman en dr. ir. G. H. Lig-
terink, die het woord geodesie meer inhoud gaf, drie pro
grammaonderdelen. Ten eerste een rondleiding door het ge
bouw, daarna de vertoning van een tweetal films en als laatste
een rondrit door de T.H. wijk. De helft van het aantal deel
nemers werkte een andere volgorde af. De rondrit door de
T.H. wijk geschiedde met twee bussen met als reisleidsters
Joke van Beek en Annelies Speelpenning, die de deelnemers
o.a. op de hoogte brachten van de besteding der belasting
centen, de groottes van uiteenlopende kosten en de hoogtes
der gebouwen. Om precies half vijf was de open-lustrum-dag
ten einde. De deelnemers hadden ook geen vragen meer, doch
gingen voldaan, dankzeggend, naar huis.
Rest mij nog te zeggen dat deze dag vooral zo goed is kunnen
slagen door de zeer bereidwillige medewerking van vele
wetenschappelijk- en niet-wetenschappelijke personeelsleden.
De vijfde en zesde dag
Zoals het programmaboekje vermeldt, was de vijfde dag be
doeld om krachten op te doen voor het eindfeest. Verder
vermeldt het„Mocht u zich evenwel nog in staat voelen om
enige arbeid te verrichten, dan is het mogelijk dat u onder
het genot van enige verfrissingen en versnaperingen de lus
trumcommissie ter zijde staat door te helpen bij het verhuizen
van de tentoonstelling en het aankleden van de feestruimte".
Dit vriendelijke verzoek werd gelukkig door velen, met be
reidwillige handen, beantwoord. Binnen enkele uren was er
van de tentoonstelling weinig meer te ontwaren. De lustrum
feestcommissie bracht vervolgens, geassisteerd door een
ijverige groep aanpakkers, de feestruimte in gereedheid. Een
magnifieke „zomerkampbar", een podium voor de Bridge
town Jazz Band en een gedeelte van de practicumzaal, als
toneelruimte voor het cabaret.
Toen om kwart voor negen deze cabaretuitvoering begon,
regende het, terwijl uw reporter op de fiets kwam aansnellen,
bood het Geodesiegebouw, omringd door duisternis en regen,
een miezerige aanblik. Ruim één uur later gonsde het gebouw
tot ver in de omstreken. (Tot op heden bereikte ons echter
slechts één melding uit Rotterdam.)
Het behoeft dan ook geen betoog van wat zich daarbinnen
allemaal afspeelde. Om precies 24.00 uur stopte de muziek
en beklom de Snellius-voorzitter een tafel en maakte alle
aanwezigen erop attent dat Snellius heden 35 jaar bestaat.
Enkele ogenblikken later weerklonk het
O, snelle Snellius, groot geodeet
Gij, die ons allen hier weet
In Uw roemruchte sporen
Door Uwen kennis en zeer grote faam
Zijn wij hier allen tesaam
In Uwen naam herboren
En ook wij gaan meten het land
Waaraan gij ontsproten zijt
En aanvaard d'offerand
U met schuimend bier gewijd.
Snellius leeft; Snellius leeft na 35 jaar als nimmer tevoren.
Toch vierde het Gezelschap zijn verjaardag slechts enkele
uren. Hierna moest o.a. uw verslaggever naar huis. En ter
wijl hij, op zo'n fiets gezeten, nog eenmaal achterom keek
dacht hij: „En ook zij gaan morgen weer meten het land"
Frits Brouwer en Peter Mekenkamp
(Overgenomen uit "Geopinie", mededelingenblad van de
Afdeling der Geodesie)
VIJF JAAR NEDERLANDS GEODETISCH
TIJDSCHRIFT
Gelijk met zijn uitgeefster, de Nederlandse Vereniging voor
Geodesie, bestaat het Nederlands Geodetisch Tijdschrift deze
maand vijf jaar. Reden voor een feestnummer dus. Als alles
meezit zal dat in maart verschijnen, in dezelfde maand als
waarin de NVG dat lustrum feestelijk zal vieren. Dit januari
nummer is dus geen feestnummer, en dat veroorlooft mij een
wat ernstige toon aan te slaan in dat wat ik me nu toch ver
plicht voel te schrijven.
Het NGT draait nu vijfjaar zonder al te grote ongelukken.
We kunnen nog steeds elke maand een nummer laten ver
schijnen met een artikel erin, dat dan meestal op het laatste
nippertje, soms zelfs bij toeval, is binnengekomen. Berichten
zijn nog te ontlenen aan persberichten e.d. Ook het vereni-
gingsnieuws komt wel, en literatuurinformatie is maar een
kleine moeite. Maar daarmee is het wel bekeken.
De redactie ontplooit zeer weinig initiatieven, het is zo. Van
de actualiteit die het NGT moest brengen komt weinig terecht,
doordat de redacteuren geen tijd hebben om achter nieuws
aan te gaan: zij worden net als iedereen in beslag genomen
door hun eigen werk en de grote spanningen daarin, en ook
door de steeds meer om zich heen grijpende vergaderterreur.
Het beetje tijd dat nog aan het tijdschrift kan worden besteed
gaat vaak heen aan het oppoetsen van de soms zeer slecht
verzorgde kopij, teneinde het tijdschrift er nog enigszins
verzorgd uit te laten zien. Je vraagt je wel eens af, of sommige
auteurs hun verhaal nog (laten) doorlezen voordat ze het
naar de redactie sturen, en of ze wel eens rekening houden
met de grafische mogelijkheden van het tijdschrift waarin ze
willen publiceren. Maar eigenlijk moeten we dankbaar zijn
dat er nog mensen zijn die behoefte hebben iets te schrijven,
en daar nog tijd voor weten te vinden naast hun dagelijkse
beslommeringen.
Vermindert de belangstelling voor het vak? Je zou hiervoor
een aanwijzing kunnen zien in de verminderde verkoop van
het Lustrumboek van Snellius, in het zeer geringe aantal
verkochte exemplaren van Rogge's Register. Ligt het aan de
uitdijing en daardoor dreigende „verdamping" van het vak
gebied? Gaan de geodeten die in randgebieden werkzaam
zijn zich meer richten op de andere disciplines in die rand
gebieden, daarbij de geodetische kring vergetend? Of zorgen
andere factoren voor een verminderende publikatielust in ons
vakgebied?
Ik weet nu ook niet waar het heengaat. Zoals het nu loopt is
het niet goed. We zullen voor het Tijdschrift toch naar een
andere vorm moeten zoeken, niet alleen een uiterlijk andere.
Ik denk weieens aan een opzet waarin de auteurs zelf hun
artikelen persklaar typen, die dan worden gefotografeerd en
in offset afgedrukt. De consequentie zal dan wel zijn nog
minder artikelen en een onregelmatige verschijning. Een
andere mogelijkheid is een fusie met Geodesia, ook al niet
rijkelijk van kopij voorzien. Veel verhalen die in het NGT
staan zouden ook in Geodesia kunnen en omgekeerd. Waar
om dan voortmodderen met twee tijdschriften zonder pro
fessionele redacteuren die auteurs kunnen opsporen en achter
de broek kunnen zitten?
De ernstige toon die ik zou aanslaan blijkt een sombere toon
geworden. Dan wordt het tijd om op te stappen. Ik zal het
nog wel even vol moeten houden tot andere mensen de
10
ngt 76