4 POLYVRT
In het POLYVRT systeem heeft men een oplossing
gevonden voor twee nadelen van de DIME ge-
gevensstruktuur: het grote aantal records voor het
weergeven van kromlijnige elementen en het niet
direkt toegankelijk zijn van de in het bestand opge
nomen records.
Hiervoor is het kettingbestand (chain file) ontwor
pen. Terwijl bij DIME de segmenten de onafhanke
lijke bestandselementen zijn, worden deze bij
POLYVRT door kettingen van segmenten ge
vormd, zie figuur 3. Net als een DIME segment, heeft
een ketting (b.v. 888) aan begin en einde een knoop
punt (22 en 55), vormt de scheiding tussen twee
oppervlakken (3 en 1) en wordt geacht niet door
sneden te worden door andere kettingen.
Oppervlakken zijn omgeven door een serie ket
tingen, polygonen genaamd. De polygonen zijn op
genomen in een aparte tabel. Deze tabel verwijst
naar een tabel waarin de kettingen zijn opgenomen.
Een derde tabel bevat de knooppunten. Deze tabel
len zijn opgenomen in het interne geheugen. Het
externe geheugen wordt gevormd door de koördi-
naten van de punten, die tussen de knooppunten
in liggen. In de kettingtabel wordt naar het externe
geheugen verwezen. Ook zijn in de kettingtabel voor
elke ketting de identifikaties van het linker en
rechtergebied opgenomen, zodat we hier dezelfde
topologische principes aantreffen als bij het DIME
record (figuur 4).
De punten, die in het externe geheugen onderge
bracht zijn, zijn topologisch niet van belang en
kunnen daardoor eventueel gegeneraliseerd worden.
POLYVRT geeft een andere kijk op het probleem
van de „kleinste geografische eenheid", de LCGU
(least common geographical unit) van Peucker of
het BSU (basic spatial unit) van het GISP rapport
[DOE, 1972], Deze eenheid moet de verbindende
schakel vormen tussen diverse digitale bestanden,
b.v. dat van een kadastrale kaart en van een topo
grafische kaart.
Chrisman stelt dat het zinloos is naar deze eenheid
te zoeken omdat er altijd wel indelingen zullen
ontstaan, die niet met de bestaande overeenkomen.
Om dan toch, bij een afwijkende indeling, tot een
koppeling en vergelijking te komen, zijn er in de
praktijk twee methoden ontwikkeld. De eerste, een
benaderingsmethode, werkt met roostervierkantjes.
Over de verschillende kaarten van hetzelfde gebied
worden ruitennetten aangebracht, waardoor onder
linge vergelijking kan plaatsvinden (figuren 5 en 6,
voor een toepassing zie: de Gruyter en Bie, 1975).
De tweede methode bepaalt exakt de snijpunten
van de lijnelementen van de verschillende bestanden
(figuur 5). Dit is programmeertechnisch een zeer
gekompliceerde zaak en kost veel computertijd. Het
enige systeem, mij bekend, waar deze oplossing
operationeel is, is het Canadian Geographic Infor
mation System [W. A. Switzer, tijdens zijn voor
dracht op het ICI congres, Enschede, 1975].
POLYVRT claimt nu dat, wanneer twee of meer
POLYVRT bestanden gekoppeld moeten worden,
dit programmeertechnisch niet moeilijk is, en veel
minder tijd behoeft te kosten. Chrisman geeft zelf
het algoritme hiervoor [Chrisman, 1974].
Bij het Laboratory for Computer Graphics van
Harvard worden experimenten gedaan om het
POLYVRT idee algemeen toepasbaar te maken.
De naam van het projekt, waaronder dit gebeurt,
is GEOGRAF. GEOGRAF richt zich op een zo
groot mogelijk aantal verschillende toepassingen.
GEOGRAF moet om kunnen gaan met zeer grote
bestanden en moet zonder meer te implementeren
zijn op alle grote of middelbare computersystemen.
naam
lijst
naar
links
rechts
55
3
1
TT
2
1
TT
1
0
punten
Fig. 3. Naar Peucker en Chrisman, 1975.
Fig. 4. Naar Peucker
extern geheugen
x,y en Chrisman, 1975.
KNOOPPUNTEN
POLYGONEN
4
ngt 76