Een terugblik op het zevende „Snellius"-Lustrum Bart Beers, Henk Krijnen, Adrien Maas, Wim Bots. Ziehier de hoofdingrediënten voor een geslaagd lustrum. Het zevende lustrum van het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius" is inmiddels voorbij. De sprekers zijn naar huis, de tentoonstelling verplaatst, de feestversiering verdwenen en de stropdassen weer keurig opgeborgen. Hieronder volgt een korte terugblik op het resultaat van maandenlange voorbereiding, de inzet van de lustrumcom missie en vele anderen, waarvan we onmogelijk alle namen kunnen vermelden. Het begon allemaal zo De eerste dag Een ijzig koude morgen van de 24e november 1975. Uit alle uithoeken van Delft zag je mensen de polder intrekken. Niet om kievitseieren te zoeken, maar om zich te begeven naar het schiereiland in de polder: het Laboratorium voor Geodesie. Achter de „heertjes" vermomming van enkele personen die je aldaar kon aantreffen, bleken al spoedig onze collegae uit de collegebanken schuil te gaan. En hoewel het inderdaad onmogelijk is de ware aard van een linkse rakker te camou fleren door een keurig pak, de aanblik wordt beter, gelijk de werking van een cache-pot. „Hierbij verklaar ik deze buitengewone ledenvergadering voor geopend", zei onze voorzitter Rob Neleman toen deze meende dat collegezaal A voldoende bezet was. Het lustrum was begonnen. Weliswaar nam de voorzitter ons nog even mee terug naar 't jaar 1940 toen alles werkelijk begon, maar al pratend, terwijl hij de veranderingen memoreerde, waren we al weer spoedig terug in de realiteit35 jaar na de geboorte van het Landmeetkundig Gezelschap. Het zevende lustrum, reden genoeg voor een feest. De heer Ligterink (dekaan) beschreef enkele minuten later de relatie tussen Snellius en de Afdeling der Geodesie als een relatie tussen gezinsleden. „En als er één jarig is, heeft de ander ook feest", aldus de heer Ligterink. Na diens voordracht naderde de vergadering een belang wekkend punt. Het erelidmaatschap zou worden verleend aan prof. mr. P. de Haan vanwege zijn niet aflatende po gingen de maatschappelijke en juridische betekenis van de geodesie wereldkundig te maken en aan de heer H. C. van der Hoek vanwege zijn grote verdiensten op het vlak van de vaktechnische en morele begeleiding van voornamelijk eerste en tweedejaars geodesie-studenten. In zijn dankwoord zei Prof. De Haan dat hij zich zeer trots voelde, gelijk een pas geslaagd student. Hij bevestigde inder daad de maatschappelijke en juridische betekenis van de geodetisch ingenieur te pas en te onpas te hebben uitgedragen en zegde toe dit te zullen blijven doen, omdat de geodesie onmisbaar is voor de rechtszekerheid bij de bestemming, inrichting en beheer van vastgoed, net zo onmisbaar als de Deltawerken voor een deel van ons land, aldus de professor. Hij wees tenslotte op de bescheidenheid die de geodeet, voor wat betreft zijn kunnen en kennen, typeert. Een eigenschap die hij, zoals u weet, niet van de geodeet heeft overgenomen. De heer Van der Hoek ging nader in op de voordelen van een zelfstandige kleine afdeling en noemde in dit verband het woord privé-onderwijs. Vooral hierdoor is het mogelijk dat de bijkomende vorming niet in het gedrang komt. Een nood zakelijke vorming bij de opleiding tot geodetisch ingenieur, dat bèta-achtige alfa wezen of alfa-achtige bèta wezen, aldus de heer Van der Hoek. Aan de uitnodiging van Jaap Huisman, die sprak namens de lustrumboekcommissie, om aan te tonen dat er een correlatie bestaat tussen het lustrumboek en de leermiddelen waarmee „wij" als studenten dagelijks geconfronteerd worden, werd gestalte gegeven door de Snellius-voorzitter. Deze bracht de mechaniek der schoolborden in werking waarna geheel on verwachts het eerste exemplaar van het Lustrumboek te voorschijn kwam. De voorzitter nam met een speelse bui ging het boek in ontvangst en merkte vervolgens op dat het nog wat voorbarig was te bedanken, gezien zijn onbekend heid, wat betreft de inhoud. (Inmiddels kunnen we u melden dat het Lustrumboek tal van hoogst lezenswaardige artikelen bevat). Hierna werd de buitengewone ledenvergadering met een hamerslag gesloten. Als laatste punt op het programma van deze eerste lustrum morgen stond de opening van de tentoonstelling „Uitzicht- Inzicht". Wie schetst evenwel onze verbazing toen daar ge heel onverwachts de heer Romein naar voren trad. Deze wou graag wat zeggen over de totstandkoming van de ten toonstelling. Met name was hij getroffen door de enorme inzet van Willem Bots, zijnde de grote man achter de expo sitie. Met een passend cadeau zette de heer Romein zijn woorden kracht bij. De officiële opening werd daarna ver richt door dr. ir. M. Tienstra. Deze zei in zijn inleiding dat er op de tentoonstelling een duidelijk overzicht is gegeven van de taak van een geodeet, namelijk het verzamelen van allerlei gegevens ten einde dit weer te geven op een kaart. De geodeet moet evenwel uit zijn „splendid isolation" komen en een trait d'union" vormen tussen het ruwe moedermateriaal en de leesbare gegevens voor andere disciplines. Hij dient „in zicht" te krijgen op wat voor „uitzichten" hij heeft. Vele akkers liggen klaar en wachten slechts op degene die komt oogsten, aldus de heer Tienstra. De eerste lustrumochtend was hierna geëindigd. Collegezaal A stroomde leeg. In de wandelgangen werd nog nagepraat, de tentoonstelling be wonderd en de lustrumboeken gingen gretig van de hand. Na de lunch kwam een, de laatste tijd steeds meer besproken, onderwerp aan de orde. In een lezingencyclus werden aspec ten behandeld met betrekking tot „Geodesie en de ontwikke lingslanden". Fig. 1. De voorzitter van „Snellius" steekt zijn feestrede af. ngt 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 9