patroon van mathematische punten en lijnen zonder
dikte kan alleen door de mens in het landschap
worden ingebracht, een menselijke handeling die
met ruis gepaard gaat. Ook de puntmarkering van
netwerken ontsnapt hier niet aan. Deze ruis zal aan
geduid worden als „objectruis" [6]; een ruwe indi
catie geeft een puntslandaardafwijking van onder
delen van centimeters voor netwerkpunten en mar
kante details van bouwwerken, van rond een deci
meter voor kanten van wegen en sloten, tot meters
voor kustlijnen en andere vage begrenzingen.
Objectruis is doelstellingsafhankelijk; voor metingen
bij kortdurende projecten is de momentane terrein
situatie maatgevend, voor metingen ten behoeve
van grootschalige kaarten met lange gebruiksduur
is niet een pas afgestoken slootkant maatgevend,
maar wel het levende karakter van een terreindetail,
veroorzaakt door natuurontplooiing en beheers-
daden van de mens.
De geodeet zal zijn netwerkruis afstellen op de
objectruis. Het wordt dan mogelijk een storende
eenzijdige verandering of deformatie van het object
te scheiden van de levende effecten van objectruis;
men denke hierbij aan de toepassing van statis
tische toetsingstheorieën op controlemetingen van
kunstwerken.
Meetobjecten kunnen ook weinig of niet zichtbare
terreindetails zijn, zoals ondergrondse leidingen. In
zekere zin kan men hier ook toe rekenen de grenzen
van rechten op de grond. De rechten zijn vastgelegd
door opneming in de openbare registers van akten
van overdracht of overeenkomst, de grenzen ervan
worden naderhand of te voren door rechthebbenden
ter plaatse aangeduid aan de landmeter ten behoeve
van kadastrale meting en veelal op een nog ander
tijdstip gemarkeerd door sloot, heg, hek of raster.
De vaststelling van doelstellingsafhankelijke object
ruis is hier verre van eenvoudig, ten eerste omdat de
zorg door rechthebbenden betracht aan grens-
markering en -onderhoud afhangt van eigen in
teresse, streekgewoonten en verstandhouding met
buren en ten tweede omdat de juridische regels van
bezit en verjaring eerder gericht zijn op bewuste of
onbewuste deformatie van de grenslijn dan op een
statistisch begrip als objectruis. Moet bij grens
conflicten dan ook een grens als individu uit een
volk aangewezen worden, dan ziet men veelal de
autoriteit van de rechter fungeren als schattings
mechanisme, de taak van de kadastrale statisticus
beperkt tot inspraak. Een spel van mensen en model
len, waarbij wellicht de huidige dwang tot automati
seren tot verbetering van de niet altijd sluitende
spelregels kan leiden door overleg tussen geodeet,
jurist en socioloog.
De interpretatie van meetobjecten als vormele
menten vereist voor maatschappelijke doeleinden
een verankering aan de aarde. Dit is geen probleem
zolang voldoende puntmarkeringen met kleine ob
jectruis aanwezig blijven.
Over korte tijdsperioden bezien, lijkt dit op het
eerste gezicht nauwelijks een probleem, omdat vele
kleinere gebieden, zoals woonwijken, een statisch
karakter hebben. Beschouwt men echter grotere
gebieden dan is het verbazingwekkend hoeveel ver
andert door menselijk ingrijpen, zoals landaan
winning en -afgraving, verkaveling en herverkave
ling, aanleg van land- en waterwegen en vooral de
verstedelijking van het landschap.
Over langere tijdsperioden bezien, neemt de natuur
deel aan dit proces; door landafslag en -aangroei,
door overstuiving en overstroming en door tekto
nische werking veranderen gehele landsgedeelten
van karakter.
Markering van punten blijft dus een tijdelijk karak
ter houden. Veelal kan dit opgevangen worden door
de meetactiviteiten die de terreinverandering volgen.
Maar de instandhouding van samenhang in co-
ordinaatsystemen, teneinde de historie van wijzigen
de terreindetails met redelijke nauwkeurigheid te
kunnen beschrijven, blijft een moeilijk, zo niet on
oplosbaar, probleem.
Als men echter de zo fraai uitgevoerde kaarten uit
vroegere tijden vergelijkt met huidige topografische
kaarten, dan is het merkwaardig hoeveel vorm
elementen herkenbare trekken vertonen. Men komt
dan tot de verrassende conclusie dat een aantal
hedendaagse terreindetails tot in het verre verleden
teruggaan. Maar het is tevens een voorbeeld van het
verloren gaan van coördinaatsystemen met zeker
een relatief grote netwerkruis, een voorbeeld tevens
van kaarteringsruis en meestal grotere objectruis.
22
ngt 76