brengen, zodat de leefbaarheid van deze gebieden
verhoogd wordt.
Restgebied
Onder deze naam vallen de overige gebieden in de
binnenstad. Er zijn Testgebieden, waar de onder-
houdstoestand van de woningen goed is, doordat
de eigenaar-bewoner zijn huis goed onderhoudt.
Daar beperken de problemen zich tot ruimtegebrek
aan de openbare weg en slecht benutte achter
terreinen. Er zijn ook gebieden die meer lijken op
verdichtingsgebieden en dan vaak nog de nodige
ruimte moeten afstaan aan bedrijven die zich daar
vestigen en uitbreiden.
In de rest van de stad kunnen als gebieden die voor
eventuele stadsvernieuwingsmaatregelen in aan
merking komen, worden onderscheiden:
19e eeuwse wijken
Dit zijn de woonwijken die na 1874 buiten de stads
wallen zijn gebouwd. Het verschil tussen wijken in
de grote steden en in de middelgrote steden is een
verschil in intensiteit van de problemen. De bouw-
dichtheid is zeer hoog: in de middelgrote steden tot
twee verdiepingen, in de grote steden tot vijf. Deze
wijken hebben een aanvullingsfunctie voor het cen
trum, enerzijds als uitbreidingsmogelijkheid, ander
zijds als toeleveringsgebied voor produkten en voor
koopkracht. De straten zijn smal en moeten wegens
de hoge bouwdichtheid veel auto's plaats bieden.
De woningen, veelal particuliere huurwoningen, zijn
slecht en de bewoners hebben lage inkomens en
vaak weinig verwachtingen ten aanzien van de toe
komst.
Vooroorlogse wijken
Deze wijken zijn voor het grootste deel gebouwd
door woningbouwverenigingen en gemeentelijke
woningstichtingen. Door de eisen die door de
woningwet aan dergelijke woningen gesteld konden
worden, voldoen deze woningen in redelijke mate
aan eisen van hygiëne en ruimte. Aanpassing van
indeling en sanitair aan de gewijzigde wensen is
noodzakelijk. Kwesties van onderhoud en beheer
spelen nauwelijks een rol door de verplichte onder-
houdsreserve.
Naoorlogse wijken
Door de steeds strenger wordende normen t.a.v. de
woningbouw, nemen de problemen duidelijk in om
vang af. Beantwoorden de woningen in deze wijken
aan de hedendaagse inzichten omtrent lichttoetre-
ding, sanitair en oppervlakte, de indeling laat soms
te wensen over. De verdeling van de buitenruimte is
vaak gebaseerd op oude ideeën, hetgeen leidt tot
parkeerproblemen en weinig speelruimte. Een re
habilitatie van de woonomgeving is vaak de belang
rijkste verbetering, die in dergelijke wijken gereali
seerd moet worden.
6 Gebreken in de huidige aanpak
Behalve de problematiek van de stadsvernieuwings
gebieden, zijn ook de gebreken in de huidige aan
pak mede bepalend voor het pakket maatregelen,
dat een nieuwe stadsvernieuwingsmethode moet be
vatten. De belangrijkste, nu nog gehanteerde, maat
regelen zijn voorzien in de Woningwet en de Wet
op de ruimtelijke ordening met de op deze wetten
gebaseerde bijdrageregelingen voor reconstructie,
sanering, rehabilitatie en krotopruiming. Uit de
werking van deze regelingen blijkt dat de stads-
vernieuwingsaanpak dualistisch is. Enerzijds wordt
gepoogd de volkshuisvestingsproblematiek meer of
minder incidenteel op te lossen. De Woningwet, in
eerste instantie opgezet om de woningnood te leni
gen, geeft de mogelijkheid, d.m.v. een aanschrijving
bouwtechnische verbeteringen aan bestaande wo
ningen te doen aanbrengen. De beperking van eco
nomische uitvoerbaarheid en de praktische onmoge
lijkheid om de dwangmaatregel van ontruiming uit
te voeren, hebben de werking van deze wet duidelijk
aan banden gelegd. In de bijdrageregeling voor de
krotopruiming wordt de medewerking van eigenaren
en gebruikers bij het ontruimen van krotten ge
vraagd en gestimuleerd. Deze regeling is echter
slechts gericht op het afbreken van oude woningen,
zonder dat gelet wordt op eventuele verbeteringen
die aangebracht kunnen worden om de woning weer
goed bewoonbaar te maken. In dit laatste voorziet
de betreffende bijdrageregeling rehabilitatie. De
werking van deze regeling reikt zover als de eige
naren bereid zijn de verbeteringen uit te voeren.
Anderzijds bestaan regelingen, die een verbetering
ngt 76
29