van het totale functioneren van een stad moeten kunnen bewerkstelligen. De belangrijkste hiervan is de Wet op de ruimtelijke ordening, waardoor een gemeente in een structuurplan en verschillende be stemmingsplannen de ontwikkeling van een stad kan vastleggen. Wil een gemeente een verandering realiseren in de bestaande structuur, dan kan zij daartoe een bestemmingsplan maken en op grond daarvan de nodige grond verwerven. De Rijksover heid geeft een subsidie op de verwervingskosten volgens de regeling voor sanering en reconstructie. Bij al deze regelingen blijkt dat de uitvoerende taak van de gemeente als regel de voorwaarde is voor het welslagen van de stadsvernieuwing. Er zijn mogelijkheden dat particulieren - afgezien van de activiteiten van woningbouwcorporaties - de uit voering zelf ter hand nemen bij renovatie en rehabili tatie, maar deze komen nauwelijks van de grond, omdat er overleg tussen de eigenaren onderling en met de bewoners voor nodig is. Voor een ingreep door de gemeente is thans verwerving praktisch de enig aangewezen weg. Dit feit stelt stringente be perkingen aan een stadsvernieuwingsprogramma, dat een gemeente kan realiseren. De oorzaak hier van is, dat de wetgeving weinig positieve middelen biedt om een ingreep te verwezenlijken en meer negatieve middelen aandraagt, die voortkomen uit een opzet van toelatingsplanologie. De plannen die volgens de huidige wetgeving gemaakt worden en die tot stadsvernieuwing moeten leiden, zijn daarom weinig operationeel en bevatten bovendien geen integratie van plan en middelen. Daarbij komt nog dat op het gebied van stadsvernieuwing weinig co ördinatie bestaat, zowel in verticale zin tussen de verschillende overheidsniveaus als horizontaal tus sen verschillende bij de stadsvernieuwing betrokken diensten. 7 Wettelijke maatregelen Vooruitlopend op het voorontwerp van de wet op de stadsvernieuwing in de onderhavige studie zijn een aantal noodzakelijke aanvullingen op de huidige wetgeving aangegeven, om een meer actieve uit voering door de gemeenten mogelijk te maken. Deze, in kleine mate van het voorontwerp afwij kende aanvullingen waren mede noodzakelijk om de te ontwerpen procedure voor stedelijke herver kaveling in de wetgeving in te passen, zodanig dat doel en middelen van de herverkaveling aansloten bij de totale aanpak van de stadsvernieuwing. Hier bij is gebruik gemaakt van de onderverdeling in planningsniveaus met de daarbij behorende termijn en gebiedsgrootte. Voor het rijksniveau wordt voor gesteld de ruimtelijke planning op lange termijn in de vorm van structuurschets en -schema's te laten uitlopen op een meerjarig uitvoeringsprogramma gekoppeld aan de rijksbegroting. Voor de stads vernieuwing zou een dergelijk uitvoeringspro gramma de leidraad moeten zijn voor de toewijzing van financiële bijdragen aan gemeenten en derden. Eveneens op dit niveau zou de Centrale Commissie Stadsvernieuwing (zoals ook is voorgesteld door de W.A.R.S.) de coördinatie tussen de verschillende, bij de stadsvernieuwing betrokken ministeries, kunnen verwezenlijken. Dezelfde commissie kan ook het overleg tussen het Rijk, de Provincie en de gemeente gemakkelijker laten verlopen, daarin bij gestaan door ambtelijke diensten, welke een advi serende stem hebben bij het opstellen en/of beoor delen van plannen. Op het provinciaal niveau dient aan het streekplan een uitbouw gegeven te worden, zodat dit plan ook kan worden gebruikt bij het beoordelen van relaties tussen stadsvernieuwingsactiviteiten in de ene, en nieuwbouw in een andere gemeente. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de planologische taak die de eventuele gewesten in de toekomst krijgen. Naast het streekplan op provinciaal niveau, is het structuurplan op gemeentelijk niveau, een plan van middellange termijn. In dit structuurplan moet per gebied aangegeven worden of - en zo ja, welke - maatregelen genomen moeten worden. 8 Aanwijzing van gebieden Onderscheiden worden: a. Gebieden waarvoor geen inrichtings-, maar wel beheersactiviteiten nodig zijn. Dit zijn gebieden waar de feitelijke situatie in overeenstemming is met de gebiedsbestemming en aan redelijke in richtingseisen voldoet. Een instandhoudingsplan (beheersplan) biedt hier voldoende mogelijk- 30 ngt 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 18