van zwevende ellipsoïde, kaartprojectie en lappen deken verhinderen een scherpe definiëring van co- ordinaten, randgegevens zijn in feite individuen uit een volk en bevriezing kan vertekening van net- werkruis in de aansluitende fase tengevolge hebben, nieuwe instrumenten en individuele zienswijzen leiden in de loop der jaren tot een onoverzichtelijk patroon van rekenmethoden. Zulk een situatie, hier en elders, verraadt zich door verschil in berekenings uitkomst van netwerkruis en door het zelden of niet toepassen van statistische toetsen. Een nu tot stand gekomen ordening van reken methoden in het kaartvlak [4], voortgekomen uit een analyse van het meetproces, berust opnieuw op de groepering van meetgrootheden in lengteverhou dingen en hoeken, waarmee tevens aansluiting is gevonden bij de gegeven analyse van ellipsoïdische berekeningen. Zo ontstaat een vlakke meetkunde van vorm-elementen, met als delingsalgebra de com plexe getallen. Vaagheden in het begrip coördinaat worden opgeheven door invoering van stelsels schrankingscoördinaten, even scherp gedefinieerd als de ingevoerde groeperingen van meetgrootheden, en geschikt voor een soepele aanpassing aan lokale of regionale wijzigingen in het systeem van net werken. Een eenduidige berekening van netwerkruis is nu mogelijk, vaak in beeld gebracht door standaard- ellipsen in een tekening van het netwerk. Toetsing van netwerkruis aan een kriterium is eveneens mogelijk gebleken; het kriterium geformuleerd als een kunstmatig geconstrueerde positief definiete variantiematrix van coördinaten, waarvan de para meterwaarden afgestemd worden op de doelstelling van meting. Het zorgvuldig geformuleerde rekenmodel, be schouwd als nulhypothese, maakt het mogelijk gissingen omtrent fouten in model of waarnemingen te formuleren als alternatieve hypothesen. Als sta tistische toetsingstheorie werd een variant ontwik keld op de S-methode van de Amerikaanse statis ticus Scheffé, waarbij nu echter het onderscheidings vermogen van de toets centraal staat. Essentieel blijkt het effect van hierbij niet geconstateerde fouten op de coördinaten van een netwerk; bovengrenzen van deze effecten worden beschouwd als een maat staf voor de betrouwbaarheid van het netwerk, de orde van grootte kan vele malen de standaard afwijking van een coördinaat bedragen. Voor een afstemming op de doelstelling van meten kan daar om de betrouwbaarheid van een netwerk essentiëler zijn dan de netwerkruis, hoewel tussen beide be grippen een zekere interactie bestaat. Afstelling be tekent een waardering van belangen, in dit geval een bijzonder moeilijke omdat nog te weinig bekend is over later ondervonden schade van nu niet gecon stateerde fouten. Een kenmerkend voorbeeld is deformatie van bouwwerken beschouwd als model- fout: het niet constateren houdt duidelijk gevaren in, daar tegenover staat dat niet geconstateerde meetfouten kunnen leiden tot een schijndeformatie. De systematiek en samenhang van deze theorieën, die met geringe aanpassing bruikbaar zijn bij elke delingsalgebra, is gericht op optimale benutting van de computer. De praktijk-geodeet kan dan al zijn aandacht wijden aan het kernprobleem: de wissel werking tussen meetproces en rekenmodel en de af stemming van beide op de vaak moeilijk interpre teerbare wensen van gebruiker of maatschappij, met de daarbij onmisbare aspecten van waarde bepaling. Veel hiervan is reeds bereikt en bruikbaar gebleken in de landmeetkundige praktijk, nog veel zal daarnaast ontwikkeld moeten worden in andere gebieden van de geodesie. De theorie van berekeningen in het kaartvlak berust op de interpretatie van meetobjecten als vorm elementen, beschreven door een der mogelijke stel sels schrankingscoördinaten met - en verankering aan de aarde door - telkens twee basispunten. Meetobjecten kunnen zichtbare terreindetails zijn, zoals gebouwen, land- en waterwegen, sloten, heg gen en rasters, aangevuld met speciale puntmarke- ringen van netwerken benodigd voor het meet proces. Terreindetails worden ten behoeve van de meting vereenvoudigd tot een verzameling veel hoeken, waarvan de knikpunten worden vastgelegd aan de netwerkpunten. De mate van vereenvoudi ging hangt af van de doelstelling van meting, sterker voor een kaart op schaal 110.000, minder sterk voor een kaart op schaal 1:1000. Maar vereen voudiging of abstractie zal er altijd zijn, want een 21 ngt 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 9