these samen in een tijdgebonden bestek. De ingenieur beoefent de technische wetenschappen als ingenieur, d.w.z. hij maakt wetenschappelijke inzichten en methoden dienstig aan technische doelen in een maatschappelijke context. e. De doeleinden van de beroepsuitoefening zijn uiteindelijk gericht op de belangen van mens en maatschappij. De tendens wordt sterker dit be lang tot een mondiaal bereik te verruimen. Het gericht zijn op een belang is kenmerkend voor de ingenieursberoepen. De vorming tot in genieur dient ertoe bij te dragen het aan be langen gebonden aspect van de beroepsuit oefening tot bewustheid te brengen. Aanvaar ding van het aan belangen gebonden zijn van de doelen is niet synoniem met zich neerleggen bij aangetroffen situaties. Van de ingenieur mag worden verwacht dat hij zich kritisch tegenover belangen en doelen opstelt. f. De inhoud van de beroepsuitoefening verandert doorgaans in de loop van de individuele ingenieurscarrière, o.m. als gevolg van zijn groei in ervaring. Meestal oefent de ingenieur zijn be roep op latere leeftijd niet uit op hetzelfde gebied als waarop hij als jong ingenieur startte. Zijn loopbaan „stroomt" door een reeks beroepen. Doorgroei van toepassing der natuurweten schappen op een beperkt terrein naar beroepsuit oefening in een groter menselijk en maatschap pelijk verband komt veel voor. De nota geeft ook een prognose van de toekomstige beroepsuitoefening van de ingenieur: Het valt te verwachten dat de kenmerkende trekken van het ingenieursberoep steeds meer verschuiven van kennis en vaardigheid op een bepaald gebied van techniek naar een algemene bekwaamheid tot creatief en doelgericht toe passen van fundamentele wetenschappen. Die verschuiving dient reeds in de eerste studieronde zijn weerslag te vinden. Behalve de fundamenten en de algemene ingenieursmethoden zal ook de specifieke aanpak van de vakgebieden in de stu die moeten worden ontmoet. Volledigheid is niet nodig omdat de ingenieur door zijn fundamen tele inzichten en vaardigheid in staat moet zijn zich ook op voor hem nieuwe terreinen snel in te werken, zodat hij in korte tijd ook daar wezenlijk aan kan bijdragen. Kennis veroudert bovendien snel. Post-academiaal onderwijs zal steeds meer een vereiste worden. Samenvattendde ingenieur is een probleemoplosser. Dit heb ik als uitgangspunt gekozen voor m'n colleges, ik heb het ingenieur-zijn centraal gesteld, niet de geodesie! Maar omdat we uiteindelijk ook geodeten willen opleiden heb ik er wel voor gezorgd het algemene ingenieursdenken en -handelen toe te spitsen op de activiteiten die geodetisch ingenieurs in de praktijk moeten uitvoeren. Als algemeen raamwerk heb ik genomen een model van het probleemoplossingsproces (afb. 1). Niets bij zonders, je komt het (in andere gedaante en vaak met andere woorden) in veel geschriften tegen, en diverse cursussen, ook op andere universiteiten, zijn op dit soort schema's gebaseerd (TH Twente: cursus technisch ontwerpen, Juridische faculteit Leiden: prakticum methoden en technieken, Erasmusuni- versiteit Rotterdam: prakticum gynaecologie en verloskunde). Dit proces wordt in 2 colleges van alle kanten bekeken en geanalyseerd. Vervolgens worden twee onderdelen van het pro bleemoplossingsproces nader bestudeerd, te weten het waarnemen en beschrijven van de werkelijkheid (2 colleges) en het waarderen (1 college). Het eerste onderwerp heeft, gezien het beschrijvende karakter van het werk van de meeste geodeten, de meeste aandacht gekregen, waar overigens ook het feit dat hier minder grote filosofische problemen bij op treden niet vreemd aan is. Dan worden de studenten, gewapend met enige notie van probleemoplossingsproces, waarnemen en be schrijven, en waarderen, geconfronteerd met de toepassing van het recht (1 college). Veel geodetisch ingenieurs passen recht toe: hoe zouden ze dat doen? De studenten hebben nu voldoende inzicht (als ze de stof tenminste behoorlijk bijhouden) om een be handeling van de ruilverkavelingsprocedure (1 col lege) te doorstaan. Ik analyseer deze als een probleemoplossingsproces en laat daarbij zien waar wordt waargenomen en beschreven, waar wordt ge waardeerd en wat de rol van het recht en de plaats van de ingenieur in dit geheel is. ngt 76 49

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 11