D-Q Tenslotte bespreek ik in m'n laatste college een onderdeel van het ruilverkavelingsproces, nl. het opmaken van een plan van toedeling met de com puter: een geautomatiseerd probleemoplossings proces (wat overigens weer veel problemen op levert). 3 Korte beschrijving van de inhoud 3.1 Probleemoplosser! Het probleemoplossingsproces zoals elk mens, dus ook een ingenieur, maar dan bewuster, doormaakt is te verdelen in de volgende stappen: 1. waarneming en beschrijving van de werkelijk heid; 2. probleemstelling, d.i. een waardering van de toestand zoals die wordt waargenomen; 3. doelstelling, d.i. een voorstelling van een ge wenste toestand 4. planning van maatregelen om het gewenste doel te bereiken; 5. keuze uit deze maatregelen, onder afweging ook van de neveneffecten; 6. uitvoering van de geplande maatregelen 7. waarneming en beschrijving van de nieuw gecre- eerde toestand (correspondeert met 1); 8. evaluatie van de genomen maatregelen (corres pondeert met 2); 9. leren, d.i. terugzien op het doorgemaakte proces en de ervaring verwerken voor toekomstige pro cessen. In het college en het bijbehorende dictaat leg ik sterk de nadruk op het schematische karakter van dit modelzó systematisch doet niemand het en kan ook niemand het. Verder wijs ik op het cyclische karakter (het proces zet zich voort in de tijd) en op het recursieve karakter (elke stap is ook weer een probleemoplossingsproces). Een en ander wordt WAARDEN FEITEN rijkelijk geïllustreerd met variaties op het schema, zie als voorbeeld afb. 2. Tevens ga ik heel globaal in op de methoden die de ingenieur ter beschikking staan om de verschillende stappen van het probleem oplossingsproces op een „wetenschappelijke" manier uit te voeren. Het probleemoplossingsproces is afgestemd op het doelgericht aanbrengen van veranderingen in de wereld. Een ingenieur grijpt in de wereld in, en dit heeft hij gemeen met o.a. juristen en medici. Veel wetenschappelijk werk is evenwel te bestempelen als doelgerichte kennisvermeerdering, over samenhangen in de werkelijkheid of in abstracte (meestal wis kundige) systemen. Vaak gaat het daarbij om het toetsen van hypothesen en theorieën Voorzover het de toetsing van empirische (over de werkelijkheid handelende) theorieën betreft is de hypothetisch- deductieve methode het bekendst. Deze methode is zeer verwant met het probleemoplossingsproces, reden genoeg om hetzelfde schema te hanteren (afb. 3). De stappen van de hypothetisch-deductieve methode zijn als volgt: 1. waarneming van de werkelijkheid 2. probleemstelling, d.i. het vragen naar samen hangen en naar verklaringen daarvoor; 3. hypothesevorming, d.i. het formuleren van een samenhang of verklaring (op grond van de waar nemingen: inductie, of op grond van een reeds bekende theorie: deductie); 4. deductie en specificatie, ontwerp van een toet- singsopzet: het afleiden van voorspellingen uit de hypothese, aangeven hoe de in de hypothese genoemde feiten geconstateerd kunnen worden; 5. onderzoek confirmatiewaarde toetsingsopzet: stel dat de voorspellingen uitkomen, mag de TOETSINC. OF WECINC KEUZE BESUSSINC BEELD VAN WAARNEMING BESCHRIJVING Afb. 1. Het probleemoplossingsproces. Afb. 2. Feiten en waarden. TOESTAND UITVOERING VAN MAATREGELEN TOESTAND NA INGREEP BEELD VAN TOESTAND 50 ngt 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 12