1^1 l l
rr i»r
srrr
rrrr
rrrr
E
rrrrr
rrrrr
rrrrr
rrrrr
i Ji i
rrrrr
rtrn"
rrrrr
rrrr=r
-E
rrrr
rrisrr
rrrrr
rrrrr
t
-E
sporen en te beschrijven: regressieanalyse, fac
toranalyse, multivariateanalyse, clusteranalyse.
Naar mijn mening zou aan deze methoden veel
meer aandacht moeten worden besteed in de
studie, omdat er vele toepassingen mogelijk zijn
in zowel de hogere geodetische sfeer als in de
planologisch-administratieve hoek!
6. voorspellen op grond van bekende samenhangen
(mede op basis van de metafysische aanname dat
de verbanden min of meer stabiel zijn):
a. met zekerheid: als a, dan b\
b. met kans: als a, dan 12% kans dat b.
Behalve dit beschrijvingsproces behandel ik ook nog
enkele aspecten van de systeemleer en het model
begrip. Deze komen echter uitgebreider aan de orde
in het tweedejaarscollege „Inleiding methodologie",
verzorgd door de hoogleraren Malotaux en In 't
Veld.
3.3 Waarden, waarderen, waardebepaling
Geodetisch ingenieurs, en met name zij die in de
planologische richting terechtkomen, zullen vaak te
maken krijgen met waarderingsproblemen: kiezen
uit alternatieven, landschapswaardering, afweging
van belangen, waardebepaling van onroerend goed,
kosten-baten-analyse.
Het waardebegrip is bijzonder lastig, heeft sociolo
gische, economische, ethische, metafysische en
theologische aspecten, en wat er over geschreven
wordt was voor mij voldoende aanleiding om het
laatst gegeven college over dit onderwerp te be
titelen als „Een wandeling in de mist".
Waarden zijn:
a. objecten waar men naar streeft;
b. centrale maatstaven met behulp waarvan men
het eigen gedrag en dat van anderen beoordeelt
(waar liggen die maatstaven? in je hoofd? in de
kerk?);
c. objectieve transcendente wezenheden, onafhan
kelijk van welke subjectieve geest ook (hoe
komen die dingen dan bij ons? niet door waar
neming, via openbaring misschien?);
d. enz. enz.
En wat zeggen de economen?
a. De ruilwaarde van een waar wordt bepaald door
de hoeveelheid arbeid die noodzakelijk is om
ngt 76
BESCHRIJVING VAN DE WERKELIJKHEID
Afb. 5. Beschrijving en voorspelling.
1 Zonder passend begrippenapparaat zijn we niet
in staat verschijnselen in de werkelijkheid te
beschrijven en hun onderlinge samenhang te bestuderen.
hoogte
luchtdruk
l' I II
i'i i l
2 In de loop van de geschiedenis zijn er duizenden
begrippen gevormd. Deze ontwikkeling gaat door,
want de bestudering van niet eerder waargenomen
verschijnselen vraagt om nieuwe begrippen.
3 Sommige begrippen, zoals luchtdruk en hoogte,
verwijzen naar verschijnselen met een zekere mate
van veranderlijkheid.Als aan het begrip een
meetschaal (hier een ordinale) is gekoppeld spreekt
men van een variabele.
lt Samenhangen worden onderzocht door objecten van
waarneming in twee of meer variabelen tegelijk te
beschrijven. Hierbij is noodzakelijk de toepassing
van voorschriften die aangeven in welke klasse van
een variabele een object moet worden ondergebracht.
Men spreekt in dit verband van empirische specifi
cering, operationele definiëring of, wanneer de
waarneming en classificatie met behulp van een
instrument kan worden uitgevoerd, instrumentele
realisering van een begrip of variabele.
5 Soms is de samenhang tussen variabelen zo stern,
dat ze kan worden gegeneraliseerd tot een functio
neel verband. Als dit verband in de tijd stabiel
blijkt zijn er voorspellingen mee te doen over de
waarde van een niet-waargenomen variabele wanneer
de waarden van de andere variabelen bekend zijn.
Dergelijke functionele verbanden worden vaak
natuurwetten genoemd.
6 In veel gevallen is de samenhang tussen waarge
nomen variabelen niet in een functioneel verband
uit te drukken. Als we evenwel de frequentie dat
een bepaald verschijnsel in de verschillende klassen
valt kunnen bepalen, en als het waargenomen frequentit
patroon min of meer stabiel blijft in de tijd, dan
kunnen we de kans aangeven dat een variabele een
bepaalde waarde aanneemt wanneer de waarden van de
andere variabelen bekend zijn. Soms is het
frequentiepatroon zelfs te generaliseren tot een
kansdichtheidsfunctie van de waargenomen variabelen.
7 In de meeste gevallen echter kennen we noch een
functioneel verband tussen variabelen, noch de
frequenties van het samen optreden van de waarden
van verschillende variabelen. We kunnen dan noch
met zekerheid, noch met een bepaalde kans, voor
spellen wat er gaat gebeuren. Maar omdat we vaak
toch moeten handelen doen we dat maar op grond
van wat we geloven dat de samenhangen zijn.
52