haar te produceren (zou je dat altijd na kunnen gaan?) b. Met betrekking tot de bepaling van de waarde van onroerend goed geldt in het algemeen (wan neer niet?) dat deze waarde gelijk is aan de waarde van de reeks van opbrengsten die dat goed levert. Kortom, er is geen touw aan vast te knopen. Misschien kan het boek „Theory of Valuation" van John Dewey (uit 1938) dat ik kort geleden ging lezen uitkomst bieden. Dewey praat niet over waar den (daar zijn toch geen wetenschappelijke uitspra ken over mogelijk), maar gaat uit van waarderen als waarneembaar gedrag gekoppeld aan het menselijk handelen binnen een sociale context. Het waarderen van een bestaand of toekomstig object wordt dan beïnvloed door: 1. de handelingen die verricht moeten worden om het object te pakken te krijgen of tot stand te brengen (het object opgevat als doel), met voor spellingen over de nevenconsequenties van die handelingen; 2. de verwachtingen omtrent toekomstige toepas singen van het object (het object gezien als mid del); 3. sociale aspecten: de relatie tot anderen, kennis van hun vroegere gedragingen, verwachtingen over wat zij in de toekomst zullen gaan doen, opvattingen over wat behoort, kennis van economische en sociale theorieën (die vaak normatief worden opgevat!). Bij het subjectieve waarderen, zoals dat gebeurt bij het doen van keuzen, het afwegen van belangen, spelen al deze factoren een rol, bij de ene persoon meer dan de ander wegens de verschillen in tijd- horizon (de een kijkt verder voor- of achteruit dan de ander), wegens de verschillen in kennis over fysieke en sociale relaties, en doordat de een meer risico's aanvaardt dan een ander. „Hij kijkt niet verder dan zijn neus lang is" verwijst naar een beperktheid in waarderend vermogen. Bij waardebepaling, als de waardering in getallen moet worden uitgedrukt, wordt het aantal mee spelende factoren kunstmatig beperkt, o.a om de subjectiviteit uit te schakelen. Marx laat zich bij de waardebepaling van een goed leiden door de sociale geschiedenis van dat goed, de westerse economie is gebaseerd op de individuele toekomst verwachtingen over dat goed (nutsidee). In de kosten-baten-analyse komen beide aspecten tot hun recht, en steeds meer worden hierbij ook allerlei sociale factoren betrokken. Eén ding is zeker: door dat bij waardebepaling factoren worden weggekapt zal niet iedereen het met de uitkomsten eens zijn. 3.4 Toepassing van het recht Prof. De Haan heeft eens gezegd, dat de geodetisch ingenieur het recht zelfstandig moet kunnen toe passen. Ik weet niet wat hij daarmee bedoeld heeft: navolging van in wet en verordening vastgelegde regels (zoals ieder burger wordt geacht te doen, maar wat een ambtenaar zelfs als bijzondere op dracht krijgt, zie de laatste regels van elke wet), of juridische geschillen oplossen als ware de geodeet een rechter, of zelfstandige vorming van rechts regels binnen het kader van de wet (ook niet-juristen maken geschreven recht!). Waarschijnlijk zullen alle genoemde gevallen wel voorkomen in de praktijk van geodetisch ingenieurs. Hoe past een ingenieur recht toe, doet hij dat op dezelfde manier als waarop hij een natuurwet ge bruikt, ziet hij recht als een soort wiskunde: je laat de regels maar los op de feiten en na enig rekenwerk komt het antwoord eruitrollen? Laatst sprak ik een vijfdejaars-student die inderdaad deze mening was toegedaan. Het lijkt me wel verklaarbaar voor stu denten met een toch hoofdzakelijk wiskundig ge richte belangstelling en opleiding. Prof. Leyten uit Nijmegen heeft aan dit legistische denken enkele behartenswaardige woorden gewijd in het weekblad Intermediair, 10(1974) 13: „En ook hier zou ik weer willen opmerken, dat de dreiging van dit heilloze misverstand wel eens het sterkst zou kunnen zijn op die terreinen van het recht, die speciaal aan de orde komen in de niet- juridische faculteiten. De tot in finesses afdalende regelingen van de hier bedoelde rechtsmateries schijnen minstens duidelijke uitkomsten te gebieden, die op eenvoudige en dwingende wijze moeten worden bereikt via de syllogistische redeneertrant, niet als eindbewerking, maar als enige bewerking van recht en feit. In zulk een denkwijze kent de in- ngt 76 53

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 15