Een kennismaking van eerstejaars studenten met het
denken en doen van de geodetisch ingenieur
René van der Schans
1 Inleiding
Met de invoering van het nieuwe studieprogramma
voor geodesie aan de Delftse TH is in het eerste jaar
een college „Inleiding Geodesie" opgenomen. Mijn
collega Jan van Mierlo en ik verzorgen samen dit
college, dit jaar voor de tweede keer. Omdat het zo
langzamerhand een beetje vorm begint te krijgen
(en wegens gebrek aan kopij voor het NGT) leek het
me een goed idee iets over het college te schrijven,
enerzijds om de beroepswereld op de hoogte te
stellen van nieuwe ontwikkelingen bij het onderwijs,
anderzijds om voor de studenten, die het allemaal
moeten ondergaan, een kort overzicht te geven van
althans een deel van het college.
Het college „Inleiding Geodesie" heeft een lange
voorgeschiedenis. Het is voornamelijk voortgeko
men uit de vraag van de studenten om al in het
eerste jaar van de opleiding een overzicht te krijgen
van de hele studie, een soort beknopte samenvatting
van het komende. De eerstejaars zouden dan na een
jaar kunnen bekijken of het vak hun leek, en zo nee,
tijdig een andere studierichting kunnen kiezen.
Wat moest er in het college worden opgenomen, wie
moest het geven. Uitvoerige discussies in onderwijs
commissie en commissie docentenbeleid. Gesugge
reerd werd het college te laten verzorgen door de
afzonderlijke docenten, die dan ieder wat over hun
vakgebied zouden vertellen. Een ander stelde voor,
een overzicht te geven van de historische ontwikke
ling van de geodesie. Met beide ideeën was ik niet
erg gelukkig: de eerste oplossing zou leiden tot niet
gecoördineerde verhalen waarin de studenten weinig
samenhang zouden kunnen ontdekken, de tweede
was te eng gedacht vanuit de geodesie in de klassieke
betekenis: vormbepaling van de aarde. Zelf legde ik
een voorstel op tafel voor een college, waarin aspec
ten van het geodetisch vakgebied (zo breed mogelijk
opgevat) zouden worden bekeken vanuit methodo
logisch standpunt, d.w.z. vanuit een aantal zeg maar
fundamentele methodieken die elke (geodetisch)
ingenieur, vaak niet bewust, toepast. Dit voorstel
was geheel in de geest van de, o.a. op het congres
„Onderwijs en Onderzoek in de Geodesie" in Breda
bepleite, fundamentalisering.
De discussies eindigden met de constatering, dat het
college verzorgd zou moeten worden door twee
jonge medewerkers (een uit de wetenschappelijk-
geodetische en een uit de toegepast-geodetische
sfeer), waarbij tenslotte de keus viel op Van Mierlo
en Van der Schans. Aangezien het nogal onge
bruikelijk was twee medewerkers zo'n verantwoorde
lijke taak te geven werd hun een begeleidings
commissie toegevoegd, bestaande uit de vier ge
wone hoogleraren, een lector en een student.
Een duidelijke opdracht kregen de twee nieuwbak
ken docenten alleen voorzover het de lagere land
meetkunde betrof: in het college moest (in afwijking
van de oorspronkelijke opzet) ook het landmeten en
waterpassen worden behandeld. De opzet van de
rest werd geheel aan de docenten overgelaten. Het
moest natuurlijk wel een soort „panoramisch over
zicht" zijn, dat viel uit de gevoerde discussies nog
wel op te maken.
We hebben de koppen bij elkaar gestoken, en zijn
begonnen doelstellingen voor het college op te
schrijven en het werk te verdelen. Deze doelstel
lingen (nu nog gehanteerd, maar nog steeds verre
van operationeel) waren de volgende:
1bijbrengen van enige kennis van en vaardigheid
in het gebruik van eenvoudige landmeetkundige
instrumenten, meet- en rekenmethoden (inlei
ding landmeetkunde)
2. verschaffen van enig inzicht in werkwijze en ge-
dachtengang van de (geodetisch) ingenieur;
3. het aankweken van een kritische houding ten
opzichte van bestaande en voorgestelde theorieën,
methoden en technieken;
4. kennismaking met een aantal, later in de oplei
ding uitgebreider aan de orde komende, vakge
bieden van de geodesie (panoramisch overzicht);
5. kennismaking met de onderlinge samenhang van
deze vakgebieden in de geodetische praktijk,
zoals deze zich manifesteert in een doorgaande
informatiestroom
6. een eerste kennismaking met de geodetische be
roepsuitoefening.
De werkverdeling is als volgt: Van Mierlo behandelt
de lagere landmeetkunde (8 colleges a 2 uur) en de
fotogrammetrie (2 colleges) voor de kerst, en de
geometrische, ellipsoïdische, gravi metrische en sa-
tellietgeodesie, benevens de kaartprojecties, na de
kerst (in 4 colleges). Van der Schans behandelt het
ngt 78
47