gecompenseerd en wel door de momenten die ge
meten worden. Zo vindt men alle versnellingen
(en vertragingen) en de hoekverdraaiingen van een
bewegend platform. Door integratie kan men dan
de positie bijhouden.
Bij een voertuig dat ongeveer langs het aard
oppervlak beweegt, wordt meestal het normaal
zwaartekrachtsveld van de aarde in rekening ge
bracht. Zo mogelijk worden dan correcties aange
bracht voor de verschillen tussen dit referentieveld
en het werkelijke zwaartekrachtsveld (schietlood
afwijkingen).
Naar zijn aard is zo'n traagheidsnavigatiesysteem
nauwkeurig over korte perioden, maar het degra
deert snel met de tijd. De systemen zijn in principe
zeer geschikt om verband te leggen tussen de op
eenvolgende opnamen in de fotogrammetrie en om
te interpoleren tussen plaatsbepalingen met andere
systemen op zee. Nauwkeurige traagheidssystemen
zijn zeer kostbaar.
Een veel eenvoudiger traagheidssysteem is het
gyrokompas dat bestaat uit een tol waarvan de as
horizontaal gehouden wordt. De as van de tol heeft
dan de neiging om zich noord-zuid te richten.
Het principe van de traagheidsnavigatie wordt
nader beschreven in [2],
3 Het aardmagnetisch veld
Het kompas, waarmee de hoek tussen de scheepsas
en het magnetisch Noorden bepaald wordt, is zo
bekend dat hier niet verder op ingegaan wordt. De
nauwkeurigheid is zeer beperkt door lokale en
globale afwijkingen van het magneetveld.
Van magneetvelden wordt verder gebruik gemaakt
bij het opsporen van pijpleidingen of andere ijzeren
voorwerpen; een ijzeren voorwerp veroorzaakt een
plaatselijke vervorming van het aardmagnetisch
veld. Deze verandering kan worden waargenomen
met behulp van een zgn. magnetometer. Zie [3],
4 De snelheid t.o.v. het water
Het klassieke instrument hiervoor is het gewone log,
een molentje dat men achter het schip aan sleept.
Ook kan men gebruik maken van de elektrische
spanning die in een grote spoel opgewekt wordt.
Een meer geavanceerde methode is de doppler-
sonar. Zie [4, 8.4.1], wel te onderscheiden van de
methode met doppler-satellieten ((zie 5). Hierbij
zendt men een nauwe akoestische bundel uit, bij
voorbeeld naar voren (Fig. 2).
Een deel van het geluid wordt door waterdeeltjes
en door voorwerpjes die in het water zweven,
teruggekaatst en op het schip ontvangen. Afhanke
lijk van de snelheid van het schip zal de frequentie
van het ontvangen signaal afwijken van die van het
uitgezonden signaal. Deze frequentieverschuiving
die gemeten wordt, is een maat voor de snelheid
in de richting van de bundel. Door vier van deze
bundels uit te zenden in verschillende richtingen,
kan men de snelheid van het schip t.o.v. het water
vinden, althans in diep water. In ondiep water
vindt men de snelheid t.o.v. de bodem.
Om de positie van het schip bij te houden, moet men
behalve de snelheid ook de koers kennen. Deze
vindt men bijvoorbeeld met een gyrokompas.
5 Elektromagnetische golven
Het vanouds bekende instrument dat met licht
werkt, is de sextant, waarmee men de hoogte van
een ster kan bepalen en ook de hoek tussen de twee
aardse richtingen als men zich in de buurt van de
kust bevindt. Men is afhankelijk van zicht, maar on
afhankelijk van speciale systemen, zoals radio
zenders. Het instrument wordt daarom nog steeds
veel gebruikt.
Radiogolven worden echter veel meer gebruikt dan
licht. Het oudste, weinig nauwkeurige, instrument
is de radiopeiler. Dit is een radio-ontvanger met een
raamantenne, die een scherp minimum in de ge
voeligheid heeft in de richting loodrecht op zijn
eigen vlak. Door achtereenvolgens op verschillende
bekende radiozenders te richten, kan men zijn po
sitie peilen. De richtnauwkeurigheid bedraagt enkele
graden.
Een veel betere plaatsbepaling verkrijgt men d.m.v.
afstandsmeting. Meestal wordt hierbij vanaf het
ngt 76
Fig. 2. Doppler-sonar.
66