Indien de atmosfeer geen rol speelt en als de ont
vanger niet beweegt, dan is het looptijdverschil
direct om te rekenen in het afstandsverschil van de
ontvanger tot de twee satellietposities St en S2. De
ontvanger ligt dan op een omwentelingshyper-
boloïde met S, en S2 als brandpunten. Door zo een
aantal metingen te verrichten, kan men de positie
van de ontvanger éénduidig bepalen.
In werkelijkheid moet men het gangverschil tussen
de beide klokken (in de satelliet en in de ontvanger)
mede als onbekende invoeren en zo mogelijk ook de
snelheid van de ontvanger als deze op een schip
staat.
Aangezien de posities van de satelliet niet beter
dan op 10 a 20 meter bekend zijn, moet men voor
geodetisch werk simultane metingen verrichten
vanaf twee of meer aardse punten naar één of meer
satellieten tijdens een aantal passages. Een nauw
keurigheid in de buurt van één meter is bereikbaar
voor stilstaande ontvangstations.
Ook andere satellietsystemen zijn voorgesteld,
zoals het Franse systeem „Géole", waarbij behalve
afstandsverschillen ook afstanden gemeten zouden
worden. Hierdoor zou een zeer hoge nauwkeurig
heid in korte meettijd mogelijk zijn (één meter in
24 uur).
Voor nadere gegevens zie [6], [7] en [8],
Zeer verwant met de methode van doppler-satel-
lieten is de zeer lange basis interferometrie („V.L.
B.I."), waarbij simultaan afstandsverschillen ge
meten worden naar een hemellichaam of naar een,
eventueel t.o.v. de aarde stilstaande, satelliet.
Als ontvangers gebruikt men radiotelescopen op
een onderlinge afstand van vele duizenden kilo
meters. De ontvangen signalen worden vastgelegd
op magneetband. Achteraf worden de banden met
elkaar vergeleken waarbij het tijdsverschil van de
ontvangst berekend wordt. Experimentale waar
nemingen zijn verricht aan „quasers", dat zijn
radiobronnen op zeer grote afstand. Tot nu toe
zijn grote radiotelescopen en zeer grote computer
berekeningen nodig. Het is echter niet uitgesloten
dat ook met kleinere antennes waarnemingen ver
richt kunnen worden die bruikbaar zijn voor de
plaatsbepaling op zee.
Nadere gegevens over lange basis interferometrie
vindt men in [9],
6 Akoestische golven
Voor metingen onder water maakt men gebruik van
geluidsgolven die in het water uitgezonden worden
door een zendtransducent (onderwaterluidspreker)
en die ontvangen worden door een ontvangtrans-
ducent (hydrofoon of onderwatermicrofoon). Af
hankelijk van de frequentie tussen enkele kilohertz
en enige honderden kilohertz zijn deze golven
bruikbaar om afstanden te overbruggen van tien
tallen kilometers tot tientallen meters. Evenals bij
radiosystemen worden hierbij looptijden gemeten
die omgerekend worden in afstanden door gebruik
te maken van de voortplantingssnelheid. Deze
snelheid ligt in water in de buurt van 1500 m/s, maar
is in aanmerkelijke mate afhankelijk van de tempe
ratuur en het zoutgehalte van het water en van de
druk (waterdiepte), zodat de nauwkeurigheid nau
welijks beter is dan 1%0.
De verschillende methoden van plaatsbepaling met
akoestische golven kan men indelen volgens de
volgende principes om één van de coördinaten te
bepalen. Zie Fig. 4.
a. Afstandsmeting met twee klokken. Op het vaste
punt (bodem van de zee) staat een zender Z die
een signaal uitzendt op een tijdstip dat bepaald
wordt door een plaatselijke klok K. Op het on
bekende punt (schip) wordt dit signaal ontvangen
door de ontvanger O. Het tijdstip van ontvangst
wordt afgelezen op een tweede klok (ook aange
duid met K). Voor een nauwkeurigheid van
1,5 m is het nodig dat de klokken op één milli
seconde nauwkeurig gelijk lopen. Een goede
abc d e
Fig. 4. Akoestische plaatsbepaling.
68
ngt 76