kwartsoscillator houdt deze nauwkeurigheid
enige weken vast.
b. Als het apparaat op de bodem langere tijd moet
blijven staan of als een goede oscillator te duur
is, dan kan men het signaal heen en terug laten
lopen. Op het schip wordt dan de looptijd ge
meten met een tijdintervalmeter T. In verband
met de onregelmatigheden in de voortplantings-
snelheid; kan men voor T een oscillator gebrui
ken met een frequentienauwkeurigheid van
slechts 1104.
c. Als verschillende gebruikers gelijktijdig moeten
kunnen meten, dan wil men geen zender op het
schip hebben. Men kan dan op de bodem twee
zenders plaatsen die gesynchroniseerd kunnen
worden door S, via kabels of langs akoestische
weg. Met een tijdintervalmeter op het schip
vindt men dan het verschil van de afstanden
van het schip naar de beide zenders. Men heeft
zo een hyperbolisch systeem.
d. Een dergelijk hyperbolisch systeem kan ook op
gebouwd worden met twee zenders, die ieder
door een eigen klok gestuurd worden. Deze
klokken moeten dan weer aan hoge eisen vol
doen.
e. In bepaalde gevallen wordt ook gebruik gemaakt
van een hyperbolisch systeem met één zender
op de bodem en twee ontvangers op het schip.
De basis (hier de afstand tussen de ontvangers)
is dan natuurlijk beperkt door de afmetingen
van het schip. Deze opstelling wordt veel ge
bruikt om een drijvend boorplatform op zijn
plaats te houden. Dit hyperbolische systeem
met korte basis is zeer verwant aan een richtings
meting: het gemeten afstandsverschil is bij een
korte basis 0-0 een maat voor de richting
waarin de zender vanaf het schip gezien wordt.
In het algemeen gebruikt men een combinatie van
de beschreven metingen, eventueel samen met een
richtingsmeting met behulp van een elektrisch of
mechanisch draaibare antenne met sterk richt-
efifect. Ook maakt men wel gebruik van de vrijwel
horizontale zeespiegel en van de hydrostatische druk
onder water als maat voor de hoogte.
Behalve de behandelde methoden van plaats
bepaling, bestaan er ook akoestische systemen
waarmee een afbeelding verkregen wordt van de
bodem of van voorwerpen onder water.
Het meest bekend is het echolood waarmee verticale
profielen van de bodem verkregen worden.
De „side looking sonaris een systeem waarmee
een beeld gekregen wordt van een brede strook
van de bodem aan weerszijden van het schip. Hoewel
het beeld zeer geschikt is om allerlei structuren te
herkennen (heuvels, wrakken, geulen, enz.) is de
meetkundige interpretatie niet eenduidig.
Sector scanning sonar en akoestisch zoeklicht zijn
zeer kostbare systemen waarmee een gehele ruimte-
hoek afgetast kan worden, zodat men een beeld
krijgt van alles wat zich in de betreffende ruimte
bevindt. Verwant met deze systemen is de akoes
tische holografie, waarmee men hoopt foto's te
kunnen maken onder water over vrij grote afstanden.
De resultaten zijn tot nu toe zeer pover.
Zie verder [4],
Literatuur
1. J. Killpatrick, The laser gyro. IEEE. Spectrum, (Okt.
1967), pp. 44-55.
2. C. F. O'Donnel, Inertial navigation. Journal Franklin
Institute, 266 (1958), pp. 257-278 en 373-402.
3. J. C. d'Arnaud Gerkens, Locating underwater objects.
Symposium Underwater Technology, Den Helder 1970.
4. G. de Jong en J. C. de Munck, Onderwaterakoestiek.
Delft 1975.
5. C. D. Burnside,Electromagnetic distance measurement.
Crossby Lockwood and Son, London 1971.
6. Le positionnement en mer. Publ. de l'Institut Francais du
Pétrole, Parijs 1973.
7. R. M. Eaton, D. E. Wells, N. Stuifbergen, Satellite navi
gation in hydrography. Int. Hydr. Rev. 53.1 (1976),
pp. 99-116.
8. V. L. Piscane, B. B. Holland and H. D. Black, Recent
(1973) improvements in the Navy Navigation Satellite
System. Journ. Inst. Nav. 20 (Fall 1973), pp. 224-229.
9. K. M. Ong e.a., A demonstration of radio interferometric
surveying using D.S.S. 14 and the project Aries trans
portable antenna. I.P.L. deep space networks progress
report 24-26 (ca. 1974).
ngt 76
69