Berichten INSTALLATIE CENTRALE KAARTERINGSRAAD II Toespraak door de Voorzitter van de voorlopige Centrale Kaarteringsraad, ir. G. A. van Wely, na de installatie van deze raad op 5 februari 1976 Mijnheer de Minister, Wij zijn bijzonder verheugd dat u persoonlijk de voorlopige Centrale Kaarteringsraad hebt willen installeren. Dit onder streept het belang van de stap die genomen is door de af kondiging van het Koninklijk besluit, waarbij tot de invoering van een grootschalige basiskaart van Nederland wordt over gegaan. U hebt in uw toespraak een overzicht gegeven van de achter gronden en overwegingen die de aanleiding vormen voor deze belangrijke beslissing. De behoefte aan kaarten in een samenleving wordt door sommigen gezien als een logisch gevolg van de economische ontwikkeling van die samenleving. Economen onderscheiden hierin drie fasen: een pre-indus- triëlc, een industriële en een post-industriële fase. Hierin wordt de economie respectievelijk gekenmerkt door de landbouw kundige ontwikkeling, het voortbrengen van goederen en tenslotte het domineren van diensten in het produktieproces, naast de behoefte aan planning aan de bestuurlijke kant. In de pre-industriële fase is de behoefte aan kaarten hoofd zakelijk beperkt tot kleinschalige kaarten voor verkeer en defensie. Het maken van grootschalige kaarten wordt soms ondernomen voor het heffen van eigendomsbelasting. In de industriële fase wordt de uitvoering voor het gehele land van kaarteringen op kleine en middelgrote schalen ge vraagd als hulpmiddel bij planning van industrievestiging, voor het inventariseren en lokaliseren van natuurlijke hulp bronnen. Grootschalige kaarteringen zijn nodig voor ge bieden waar intensief wordt gebouwd, waar hulpbronnen worden geëxploiteerd en voor gebieden waar de rechts bescherming van onroerend eigendom noodzakelijk is. In de post-industriële fase wordt een grootschalige kaartering van het gehele land gevraagd voor de opbouw van een infor matie- en communicatiesysteem ten behoeve van de exploi tatie, de instandhouding en het beheer van het gedeeltelijk natuurlijk en gedeeltelijk kunstmatig gevormde milieu waarin onze samenleving zich afspeelt. Meestal gaat de groei van de economie gepaard aan een sterke bevolkingstoename en urbanisatie, die aan ordening en beheer van de ruimte, en dus aan een goed informatie- en communicatiesysteem, hoge eisen stellen. De beweegredenen die tot een grootschalige basiskaart van Nederland hebben gevoerd en die door u, mijnheer de minis ter, zoëven zijn geschetst, passen zeer goed in dit beeld. Naast de eisen die in ieder tijdperk aan kaarten worden ge steld, veranderen ook de methoden van kaartvervaardiging en de organisatievormen. In deze tijd is het niet meer mogelijk dat de overheid of één overheidsdienst de uitvoering naar eigen inzichten regelt. Als er geen overleg van alle betrokkenen aan ten grondslag ligt zou één van de doelstellingen, het gebruik van dezelfde kaart- basis door velen, niet bereikt worden. Dit geldt niet alleen bij de aanvang, maar voortdurend. Het is ook niet meer zo dat bij één groep, de geodeten-kaart- makers, voldoende inzicht kan worden verwacht om de veel- 70 heid van gebruiksmogelijkheden en gebruiksproblemen te doorzien en de produktie kwalitatief en kwantitatief te be palen. Het is daarom uitermate verheugend, meneer de minister, dat u de aanbeveling van de studiecommissie hebt overgenomen, waardoor vandaag de Centrale Kaarterings raad kon worden geïnstalleerd. In uw toespraak hebt u de beide functies, overleg- en beleidsadviserend orgaan, ge noemd. In het laatste decennium is ook op dit gebied reeds gebleken hoe nodig en nuttig overleg is en hoe het mogelijk is dat op dit overleg een beleid wordt gebouwd. De grootschalige basiskaart kan een facet van een meer om vattend informatiesysteem of van een groep systemen zijn. De gbk zal enerzijds één van de bronnen kunnen zijn voor het opbouwen van een dergelijk systeem, anderzijds de gra fische uitvoer van een gegevensverzameling kunnen zijn, al of niet gecombineerd met andere gegevens. Een grafische vorm die naar mijn mening altijd nodig zal zijn, als communi catiemiddel bij uitstek. De raad zal deze ontwikkelingen nauwlettend moeten volgen en de samenstelling staat hier borg voor. Overigens is het nuttig in dit verband op te merken, dat hoe goed een meer- doelen-informatiesysteem technisch is op te bouwen, de waarde ervan bepaald wordt door het technisch vermogen van de gebruikers en de kosten-baten-verhouding. In het Koninklijk besluit en in uw toespraak zijn een aantal taken genoemd. De raad zal in onderling overleg hiervoor een efficiënte werkwijze moeten vinden. Naar mijn mening is het wel duidelijk dat, voor de beantwoording van vele vragen, gegevens van de actieve kaartgebruikers nodig zijn. Voor de bundeling van de vraag en van de uitvoeringswensen, maar vooral voor het verwezenlijken van de ook door u genoemde voordelen van een uniforme grootschalige basiskaart, zal een goede regionale organisatievorm ongetwijfeld noodzakelijk zijn. Het zal zeker één van de eerste taken van de raad zijn aan deze opbouw mede te werken. In het reeds eerder genoemde overleg van de laatste jaren werd van de kant van de openbare nutsbedrijven een nauw verband bepleit van de grootschalige basiskaart en de ge meentelijke bestemmingsplannen. Uw suggestie betreffende de kartografische vorm van de be stemmingsplannen zou een grote stap vooruit zijn. Door de betrouwbare en precieze relatie van plannen met de bestaande topografische objecten en door de omschrijving van de plan nen in het systeem van de Rijksdriehoeksmeting, zouden niet alleen de wensen van de nutsbedrijven, maar ook die van alle andere belanghebbenden, in hoge mate vervuld worden. Het zou naar mijn mening zinvol zijn als onderzocht werd in hoeverre ook de grafische vorm van de kadastrale gegevens verzameling zich bij dit uniforme kaartgebruik zou kunnen aansluiten. De Studiecommissie GBK heeft het materiaal verzameld waarop kan worden voortgebouwd. In het commissiewerk werd een belangrijke bijdrage geleverd door wetenschappe lijke onderzoekers van de hogescholen van Delft en Wage- ningen en de Universiteit van Utrecht. In de universitaire wereld is men zich tegenwoordig sterk bewust van de taak om, naast het verrichten van fundamen teel onderzoek, mede te werken aan de oplossing van maat schappelijke problemen. De uitwerking en uitvoering dient aan anderen te worden overgelaten. Het is echter verheugend dat de Centrale Kaarteringsraad op blijvende belangstelling en eventuele steun van universitaire kant kan rekenen. Het doel van de invoering van de grootschalige basiskaart, efficiënter, beter en sneller te kunnen werken (en veel erger nissen te voorkomen), zal op den duur tevens kostenbespa rend kunnen zijn. De gbk is, als vele andere kaarten, een instrument bij de ruimtelijke ordening. De werkwijze berust op samenwerking op vrijwillige basis. ngt 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 14