maar de grootte der Landerijen, is alleen door ge-
erfdens opgegeeven, en zijn alleen gemeeten de
goederen van den Heer."
Tilburg: „De Landerijen zijn in dit quoliier wel
begroot, maar denkelijk zijn dezelve nooyt opge-
meeten omdat de Landerijen met geen Roeden
begroot zijn
Uit deze voorbeelden blijkt wel dat er veel onge
rechtigdheden in de kohieren voorkwamen en dat
alleen door een nieuwe opmeting zekerheid omtrent
de grootte der percelen kon worden verkregen. De
conclusie was dan ook dat van alle 96 plaatsen in de
vier kwartieren er slechts 13 waren waarvan de ko
hieren goed waren, voor 20 kohieren was een nader
onderzoek nodig en voor 63 plaatsen was een nieu
we opmeting noodzakelijk. De Leen- en Tolkamer
machtigde Van Breugel tot het aannemen van land
meters en hun de eed af te nemen.
Als landmeters werden aldus aangesteld en be-
eedigd5:
De extra-ordinaris Luitenant Ingenieur R. W. van
Wullen, in garnisoen te 's-Hertogenbosch, met be
houd van zijn daggeld. De landmeters Joh. Camp, W.
van Erven6, Adr. Coppens, A. Borrenbergen en O. W.
Ross, woonachtig binnen de Meijerij. Klaarblijke
lijk wilden andere landmeters in die streek zich niet
met de meting bezig houden, want verder werden
benoemd: J. B. Adan uit Wouw7; Van Loon uit
Roosendaal; De Bie uit Gastel; De Wit uit Steen
bergen; C. Binck uit Dongen; Hendrik van Digge
len uit Zevenbergen; Van Beek eveneens uit Zeven
bergen. Deze 12 waren voor de Raad van Brabant
geadmitteerd. Dan volgden er nog 12 die buiten
Brabant geadmitteerd waren, te weten: G. van
Reekum uit Ammelrode; S. Zijlmans uit Raams-
donk; Clasinus Van Diggelen te Zevenbergen;
P. Gijs uit Turnhout8; Aerts en J. van Aken te
Weert; F. W. Janssen en F. F. Schomers uit Roer
mond9; Arnold Joosten te Helden; J. C. Gansen
winkel uit Nedercrugten; Gassens en Hendrik
Bastings te Geul en bij Maastricht. In
totaal zouden dus 24 landmeters met de opmeting
worden belast.
Gemeten moest worden volgens de Bossche Maat,
waarbij 1 Morgen 6 Loopens10 300 Roeden
6000 Voeten. De roede, zijnde de kleinste eenheid
waarin de grootte moest worden uitgedrukt, be
draagt ongeveer 33,1 m2.
Verder moest er voor de landmeters een tarief
worden vastgesteld. Daartoe zouden de landmeters
Camp en Van Erven voor proef de landerijen
opmeten resp. te Heesch en Nistelrode. Als basis
werd genomen een verdienste van ruim 2 per
dag. Uit de proef bleek dat dit mogelijk was
bij een tarief van 15 voor de opmeting van 1000
Loopense. De verblijfkosten11 werden extra ver
goed. Het loon van de kettingsleper, 8 stuivers per
dag, werd voor rekening van het Land genomen.
Omdat alleen de bezaaide landen in de verponding
vielen, moest van een perceel het gedeelte weiland,
hakhout enz. afzonderlijk worden vermeld. De
weilanden konden buiten de verponding blijven,
omdat voor het hoornvee een aparte belasting gold,
het z.g. hoorngeld.
Terwijl de regenten hun gegevens inzonden over de
grootte der bezaaide landen, werd de Kamer van
verschillende zijden geïnformeerd, dat op de opgave
van vele plaatsen niet veel staat te maken was. Met
name werd gewezen op Tilburg waar een grote
fout in de oppervlakte aanwezig zou zijn. De land
meter Van Erven kreeg opdracht de bezaaide landen
aldaar bij massa op te meten, dus niet perceel voor
perceel. Later heeft hij de meting perceelsgewijze
verricht waarbij bleek, dat beide metingen zeer wel
overeenstemden. Het verschil met de opgave van
regenten bedroeg „duyzenden van Lopense". Voor
de generale meting, die 105 dagen had geduurd,
ontving Van Erven ƒ254de kettingsleper 42
10 stuivers. Voor de besturen van de plaatsen waar
de meting zou plaats vinden, werd een instructie
gemaakt. Daaraan wordt het volgende ontleend.
De regenten moeten dagelijks aan de Roomse Kerk
laten publiceren in welk deel van het dorp des
anderen daags de meting zou geschieden. Met de
opmeting moet vroegtijdig worden begonnen om de
landmeter in staat te stellen een goed dagloon te
verdienen. De meting moet geschieden ten over
staan van twee regenten of leden van de corporele
vergadering (te vergelijken met onze gemeenteraad)
en de secretaris of een ander kundig en vertrouwd
persoon. Alle percelen moeten genummerd worden.
Vermeld moeten worden de naam van de eigenaar,
ngt 76
61